ECLI:NL:RBZWB:2022:5956
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de weigering van het UWV om de ZW-uitkering te heropenen na beëindiging
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om terug te komen op de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Eiser had zijn uitkering, die per 29 september 2017 was beëindigd, opnieuw aangevraagd, maar het UWV weigerde deze heropening met het argument dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die deze beslissing rechtvaardigden. Eiser had in eerdere correspondentie aangegeven dat hij lijdt aan chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), maar het UWV oordeelde dat deze informatie niet nieuw was en dat de eerdere beoordeling van zijn situatie niet veranderd zou zijn, zelfs als deze diagnose eerder was gesteld.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser zorgvuldig overwogen, maar concludeert dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die de eerdere beslissing van het UWV zouden kunnen ondermijnen. De verzekeringsarts van het UWV had eerder al rekening gehouden met vermoeidheidsklachten, en de rechtbank oordeelt dat de weigering om terug te komen op het eerdere besluit niet evident onredelijk is. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard, en krijgt eiser geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht.
Deze uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in bestuursrechtelijke procedures, en bevestigt dat het bestuursorgaan in staat is om eerdere besluiten te heroverwegen, maar alleen als er daadwerkelijk nieuwe informatie wordt gepresenteerd die relevant is voor de zaak.