ECLI:NL:RBZWB:2022:5828

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
BRE 20/8895
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen forensenbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van 7 oktober 2022 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor de jaren 2020 en 2021 aanslagen in de forensenbelasting opgelegd, respectievelijk tot bedragen van € 1.044,17 en € 1.184,18, met betrekking tot een woning in [plaats 2]. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende ongegrond heeft verklaard en dat de rechtbank de beroepen op 20 september 2022 heeft behandeld. Belanghebbende, die niet in de gemeente woont, heeft de woning sinds eind 2016 in bezit en stelt dat deze niet verhuurbaar is vanwege aanpassingen die hij uitvoert. De rechtbank oordeelt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, omdat de woning meer dan negentig dagen per jaar ter beschikking stond aan belanghebbende, ondanks de COVID-maatregelen die de gebruiksmogelijkheden tijdelijk beperkten. De rechtbank concludeert dat de belastingheffing niet willekeurig of onredelijk is en dat de aanslagen in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 20/8995 en 22/429
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende]te [plaats 1], belanghebbende,
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 oktober 2020 en 18 november 2021.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de jaren 2020 en 2021 aanslagen in de forensenbelasting opgelegd tot een bedrag van respectievelijk € 1.044,17 en € 1.184,18. Deze aanslagen hebben betrekking op de woning [adres] te [plaats 2] (de woning).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft bij de uitspraken op bezwaar de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De reactie van belanghebbende van 14 december 2021 op (de motivering van) de uitspraak voor het jaar 2021 merkt de rechtbank aan als een op grond van artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht door te zenden beroepschrift.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De heffingsambtenaar heeft in de zaak voor het jaar 2020 een nader stuk ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar].

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende woont niet in de gemeente Schouwen-Duiveland en is sinds eind 2016 eigenaar van de woning in [plaats 2]. Het betreft een vrijstaande vakantiewoning, gebouwd in 1970. De woning is niet bestemd voor de verhuur.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft voor de jaren 2017, 2018 en 2019 aanslagen in de forensenbelasting opgelegd tot bedragen van respectievelijk € 612, € 743 en € 849.
2.3.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voor het jaar 2019 vastgestelde waarde van de woning op € 258.000. Dit bezwaar heeft niet geleid tot vaststelling op een lagere waarde. De heffingsambtenaar heeft de waarde voor de jaren 2020 en 2021 vastgesteld op respectievelijk € 303.000 en € 325.000. Deze waardes zijn niet in geschil.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden, of de heffingsambtenaar de aanslagen forensenbelasting 2020 en 2021 terecht en op juiste bedragen heeft vastgesteld.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep met betrekking tot de beide aanslagen ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Op grond van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan – voor zover hier van belang – een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan negentig dagen van het jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. De gemeente Schouwen-Duiveland maakt gebruik van de mogelijkheid forensenbelasting te heffen en heft die naar de waarde van de woning zoals die voor het belastingjaar is vastgesteld voor de onroerende-zaakbelastingen.
3.4.
Artikel 5 van de Verordening forensenbelasting Schouwen-Duiveland 2020 luidt:
De belasting bedraagt bij een waarde van:
1. € 52.000,- of minder: € 263,12
2. meer dan € 52.000,-: € 101,84 vermeerderd met 0,311% van de in artikel 4 genoemde heffingsgrondslag; het totaal te betalen bedrag aan forensenbelasting zal per subject per belastingjaar nooit meer dan € 2.343,00 bedragen.
3.5.
Artikel 5 van de Verordening forensenbelasting Schouwen-Duiveland 2021 luidt:
De belasting bedraagt bij een waarde van:
- € 52.000,- of minder: € 268,64
- meer dan € 52.000,-: € 108,43 vermeerderd met 0,331% van de in artikel 4 genoemde heffingsgrondslag; het totaal te betalen bedrag aan forensenbelasting zal per subject per belastingjaar nooit meer dan € 2.494,00 bedragen.
3.6.
Belanghebbende stelt dat het gaat om een woning die hij destijds heeft verkregen met een ouderdomsclausule, dat hij bezig is om de woning aan te passen aan de huidige eisen en dat hij de woning gelet op de staat van werkzaamheden niet zou kunnen verhuren. Deze stelling doet er echter niet aan af dat er sprake is van een gemeubileerde woning die aan belanghebbende ter beschikking staat. Belanghebbende heeft ook niet betwist dat hij, ondanks de beperkingen ten tijde van het aanpassen van de woning, gebruik kan maken van deze woning. Bij een waarneming ter plaatse hebben medewerkers van de gemeente ook geconstateerd dat de woning voorzien was van voldoende inrichting voor verblijf ook al waren niet alle gebruikelijke voorzieningen aanwezig.
3.7.
Voor het jaar 2020 heeft belanghebbende gesteld dat hij op grond van de COVID-maatregelen zijn woning niet als volwaardig huis kon gebruiken. Deze maatregelen hebben gedurende een beperkte periode in dat jaar geleid tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van vakantiewoningen in Zeeland maar doen er niet aan af dat de woning van belanghebbende hem in 2020 meer dan negentig dagen ter beschikking heeft gestaan. In het midden kan dan nog blijven de vraag in hoeverre deze maatregelen hebben afgedaan aan de beschikbaarheid van de woning.
3.8.
Belanghebbende stelt verder dat de gemeente Schouwen-Duiveland de belasting in de loop van de jaren bijna heeft verdubbeld en dat er daarom geen sprake meer is van een redelijke belastingheffing. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
3.9.
Het staat de gemeente binnen de grenzen van artikel 219 en 223 van de Gemeentewet vrij om forensenbelasting te heffen, daarvoor een heffingsgrondslag te bepalen en een tarief te vast te stellen. De uitkomst van deze vrijheid mag echter niet leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. [1] Naar het oordeel van de rechtbank is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing geen sprake bij de tariefstelling zoals die in de verordeningen voor het jaar 2020 en 2021 is vastgelegd. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verhoging van het te betalen belastingbedrag niet alleen afhankelijk is van die tariefstelling an sich, maar ook van de stijging van de vastgestelde waarde van de woning in de loop van de jaren.
3.10.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de aanslagen forensenbelasting 2020 en 2021 terecht en naar juiste bedragen opgelegd.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is ongegrond met betrekking tot de voor de beide jaren, 2020 en 2021, opgelegde aanslagen forensenbelasting. Dat betekent dat deze aanslagen in stand blijven.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep met betrekking tot beide aanslagen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 oktober 2022 door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.zie onder meer Hof Amsterdam 8 januari 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:528 en Hoge Raad 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:648, rechtsoverwegingen 4.2 en 4.5