ECLI:NL:RBZWB:2022:5703

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
22/3635
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake btw-identificatienummer

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2022, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, die een btw-identificatienummer nodig heeft voor zijn werkzaamheden, heeft een verzoek ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat tegen een besluit van een bestuursorgaan, in dit geval de belastingdienst, in beginsel beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Echter, als er geen rechtsmiddelen openstaan tegen een besluit, kan er ook geen voorlopige voorziening worden getroffen. In dit geval is het besluit op het verzoek tot toekenning van een btw-identificatienummer niet aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking, waardoor de belastingrechter niet in staat is om een inhoudelijk oordeel te geven. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Zaaknummer: BRE 22/3635
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 september 2022 in de zaak tussen
[eiser], verzoeker,
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.2.
Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift aangevoerd dat hij een btw-identificatienummer nodig heeft in verband met zijn werkzaamheden.

2.2. Karakter voorlopige voorziening

2.1.
De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ook wel bodemprocedure genoemd, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen. Daarbij gelden als voorwaarden dat tegelijkertijd tegen hetzelfde besluit een bezwaar- of beroepsprocedure loopt (vereiste van connexiteit) en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. [1] Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemprocedure niet.
2.2.
De voorzieningenrechter kan uitspaak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. [2] De voorzieningenrechter heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

3.Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter zal dat hierna motiveren.
3.2.
Tegen een besluit van een bestuursorgaan, voor zover daar in dit geval al sprake van is, kan in beginsel beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter, in dit geval de belastingrechter. Indien tegen een besluit geen rechtsmiddelen openstaan, staat ook niet de mogelijkheid open een voorlopige voorziening te treffen. De belastingrechter kan in een dergelijk geval namelijk geen inhoudelijk oordeel geven over het bestreden besluit. Een voorlopig oordeel geven is dan ook niet mogelijk.
3.3.
Het besluit op een verzoek tot toekenning van een btw-identificatienummer, voor zover de inspecteur een dergelijk besluit al zou hebben genomen, is niet aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. [3] Daartegen staat geen rechtsmiddel open bij de belastingrechter. [4] Gelet hierop is het voor de belastingrechter ook niet mogelijk een voorlopige voorziening te treffen en moet het verzoek al om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 27 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier
De voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:83 van de Awb.
3.Artikel 26, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4.Hoge Raad 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:505.