ECLI:NL:RBZWB:2022:5699

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4230 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden. De burgemeester van Roosendaal had op 23 augustus 2022 besloten de woning van verzoeker te sluiten, omdat er bij een doorzoeking op 15 juni 2022 aanzienlijke hoeveelheden drugs waren aangetroffen. Verzoeker, die de woning huurt van een woningbouwvereniging, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheden amfetamine, cocaïne en hennep. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker afgewogen tegen de noodzaak van de sluiting en concludeert dat de sluiting gerechtvaardigd is. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de drugs in zijn woning, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat hij redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de situatie. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de nadelige gevolgen voor verzoeker niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen van het besluit van de burgemeester.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4230 OPIUMW

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

gemachtigde: mr. A.M.J. Joris,
en

de burgemeester van de gemeente Roosendaal.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam woningbouwvereniging] uit [vestigingsplaats woningbouwvereniging].

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het sluiten van zijn woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 23 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden te sluiten met ingang van 8 september 2022 (10:00 uur). Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De burgemeester heeft op 5 september 2022 aan verzoeker te kennen gegeven dat het besluit tot sluiting wordt opgeschort tot twee dagen nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, mr. E. Spierings en [naam vertegenwoordiger] namens de burgemeester en [naam betrokkene] namens de derde-partij.

Feiten

1.1
Verzoeker huurt de woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] van de derde-partij.
1.2
In de bestuurlijke rapportage is vermeld dat bij de politie op 25 mei 2022 informatie is binnengekomen dat de bewoner van [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] zou handelen in MDMA, speed, cocaïne en XTC. Vervolgens heeft de politie op 15 juni 2022 een doorzoeking in de woning gehouden.
In de woonkamer werden in een klok meerdere gripzakjes met in totaal 42,9 gram cocaïne aangetroffen. In de keuken werd een kartonnen doos met daarin oranje pillen met een gewicht van 281,9 gram gevonden. Verder werden in keukenkastjes sealzakjes met in totaal 43,1 gram henneptoppen en drie sealzakjes met 15 groene XTC-pillen aangetroffen. Op een stoel in de keuken werden in een pot 47 sealzakjes met daarin henneptoppen aangetroffen. Vervolgens werd in de vriezer in de bijkeuken een hoeveelheid van 135 gram amfetamine aangetroffen. In de slaapkamer werden in een zwarte muts op de plank aan de wand en onder het bed in een plastic zak hoeveelheden van in totaal 67,3 gram cocaïne aangetroffen. Ook werden hier 16 blauwe pillen aangetroffen. In een jas en tas werd een geldbedrag aangetroffen van € 1980,00. Onder het matras werd een geldbedrag aangetroffen van € 9650,00. In het nachtkastje werd 785,7 gram BMK-glycidezuur aangetroffen. Vervolgens werden onder het bed acht shells illegaal vuurwerk aangetroffen. Verder werd op zolder een hoeveelheid van 24,4 gram henneptoppen aangetroffen.
1.3
Op 7 juli 2022 heeft de burgemeester aan verzoeker zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. Op 19 juli 2022 heeft verzoeker zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
1.4
De burgemeester heeft verzoeker bij bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet gelast de woning te sluiten en gesloten te houden voor een periode van drie maanden met ingang van 8 september 2022 (10:00 uur). Verzoeker heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Standpunt van verzoeker

2. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de woningsluiting niet evenredig is. Op geen enkele manier is namelijk de gestelde loop naar het pand onderbouwd. De woning is na vermeend aantreffen van de drugs niet direct dicht gegaan, maar juist erg lang open gebleven. Als het doel was geweest om de ‘loop’ uit het pand weg te halen, dan had er direct handhavend opgetreden moeten worden en niet pas na enkele maanden, aldus verzoeker. Er zijn bovendien geen concrete aanwijzingen voor de handel in drugs.
Daarnaast voert verzoeker aan dat de burgemeester geen rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoeker. Verzoeker is een alleenwonende vader en fulltime vrachtwagenchauffeur. Niet verzoeker maar zijn tijdelijke huisgenoot heeft de drugs in de woning gelegd. Verzoeker wist daar niets van. Verzoekers strafzaak is inmiddels ook geseponeerd. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt bovendien dat de drugs op allerlei plekken verstopt waren. Verzoeker heeft na het voornemen direct voldoende maatregelen genomen door zijn huisgenoot de toegang tot de woning te ontzeggen en meermalen geprobeerd om hem te laten uitschrijven uit de woning.

Voorlopige voorziening

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

Overwegingen

4.
De bevoegdheid van de burgemeester
4.1
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning hoeveelheden van in totoaal 135 gram amfetamine, 111,5 gram henneptoppen en 110,2 gram cocaïne zijn aangetroffen. Dit is niet in geschil. Amfetamine en cocaïne zijn middelen als bedoeld in lijst I. Hennep is een middel als bedoeld in lijst II. De burgemeester mocht er gelet op die hoeveelheden vanuit gaan dat de aangetroffen drugs bestemd was voor drugshandel. Dat verzoeker ontkent iets met de aangetroffen drugs te maken te hebben, maakt die conclusie niet anders. Voor het opleggen van de last hoeft de burgemeester niet aan te tonen dat verzoeker een persoonlijk verwijt valt te maken. [2] De bestuursrechtelijke bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning staat ook los van een eventuele strafrechtelijke procedure.
5.
Toepassing van de bevoegdheid
5.1
De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft daartoe de ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet niet gedoogde lokalen gemeente Etten-Leur’ vastgesteld. Het bestreden besluit is conform dat beleid: een sluiting voor de duur van drie maanden. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomst de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning – die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele rechten (EVRM) neergelegd recht kan vormen – dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. [3]
5.2
Gebleken is dat de burgemeester de toepassing van zijn sluitingsbevoegdheid niet alleen heeft gemotiveerd met een verwijzing naar zijn beleid, maar ook met een belangenafweging op grond van de omstandigheden van het geval.
De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hier sprake is van een “ernstig geval” op basis waarvan tot sluiting van de woning is besloten. De voorzieningenrechter neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [4] en het meer specifieke toetsingskader – zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling [5] – in acht. De voorzieningenrechter zal bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, zoals neergelegd in voormelde uitspraken van de Afdeling.
Geschiktheid
5.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van een woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het (verder) voorkomen van de aanwezigheid van drugs in de woning en de overlast die dat met zich brengt.
Noodzaak van de sluiting
5.3
In de eerste plaats dient aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [6] Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de “loop” naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand uit het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. [7]
5.4
Vanwege de aantroffen hoeveelheid van 135 gram amfetamine, 111,5 gram henneptoppen en 110,2 gram cocaïne heeft de burgemeester besloten tot sluiting van de woning over te gaan. De burgemeester heeft in het bestreden besluit aangegeven dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbaar gedeelte van de wijk [naam wijk] ligt. Daarnaast wil de burgemeester ook een signaal afgeven aan de bij de woning betrokken drugscriminelen en buurtbewoners dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit.
5.5
Gelet op wat in 5.4 is overwogen, heeft de burgemeester niet kunnen en moeten volstaan met een minder ingrijpend middel dan sluiting van de woning. Hoewel er uit het dossier geen signalen blijken dat er een loop naar de woning is ontstaan, heeft de burgemeester voldoende aannemelijk gemaakt dat er een noodzaak tot sluiting van de woning bestond. Ook al vindt er geen handel plaats, dan nog kan een pand een rol vervullen binnen de keten van drugshandel.
Het betoog van verzoeker dat geen noodzaak tot sluiting bestaat aangezien de woning na aantreffen van de drugs niet direct dicht is gegaan, volgt de voorzieningenrechter niet. Op 15 juni 2022 heeft de doorzoeking door de politie plaatsgevonden en op 7 juli 2022 heeft de burgemeester het voornemen tot sluiting aan verzoeker verzonden. Dat de woning ruim drie maanden later nog niet is gesloten omdat de burgemeester verzoeker eerst in de gelegenheid heeft gesteld om een zienswijze in te dienen, waarvan verzoeker ook gebruik heeft gemaakt, maakt niet dat de noodzaak tot sluiting ontbreekt.
Evenwichtigheid van de maatregel
5.6
In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling of de sluiting voldoende is afgestemd op de concrete situatie, verschillende omstandigheden van belang zijn zoals de mate van verwijtbaarheid. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Een (hoofd)bewoner kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Wel wordt van de (hoofd)bewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er wel grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht van de ene bewoner op de andere, mede afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de (hoofd)bewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt.
5.7
De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van de burgemeester dat verzoeker redelijkerwijs op de hoogte had kunnen en moeten zijn van de aanwezigheid van drugs in zijn woning. De voorzieningenrechter constateert dat in de woning op verschillende locaties drugs zijn aangetroffen, zowel op onopvallende plaatsen als op opvallende plaatsen zoals tassen in het zicht en in keukenkastjes. Verzoeker heeft betoogd dat hij alleen in de woning slaapt, en verder werkt en bij zijn vriendin verblijft. Wat daar ook van zij, dat verzoeker niet op de hoogte is geweest, dan wel redelijkerwijs op de hoogte kon zijn, van de aanwezigheid van drugs, acht de voorzieningenrechter dan ook onwaarschijnlijk.
5.8
In de overzichtsuitspraak is verder overwogen dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling voegt daaraan toe dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet meer kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden.
5.9
De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning. Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd toegelicht dat zijn kinderen niet bij hem wonen, maar wel regelmatig langskomen. De voorzieningenrechter stelt daarnaast vast dat derde-partij een ontbindingsprocedure is gestart tegen verzoeker. Derde-partij heeft op zitting medegedeeld dat verzoeker niet op een zwarte lijst zal worden geplaatst, maar dat verzoeker wel een tweejarige blokkade krijgt voor woningen van haar. De voorzieningenrechter overweegt dat in Roosendaal nog een andere woningcorporatie actief is, zodat het gevolg van de woningsluiting niet is dat verzoeker Roosendaal moet verlaten. Volgens de mededelingen van de derde-partij staat het verzoeker vrij om wel op de woningen van de andere woningcorporatie te reageren.
5.1
De voorzieningenrechter is op grond van het vorenstaande voorshands van oordeel dat de voor verzoeker nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
6.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar verwachting bezwaar in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De burgemeester heeft verder toegezegd dat hij na de uitspraak van de voorzieningenrechter nog twee dagen wacht alvorens tot sluiting over te gaan. Nu het bestreden besluit van 23 augustus 2022 dateert, heeft verzoeker voldoende tijd en gelegenheid gehad om te zoeken naar vervangende woonruimte.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 4 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.