In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2022, wordt het beroep van Stichting voor Regionale Zorgverlening tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Het UWV had op 7 september 2020 een WIA-uitkering toegekend aan een (ex-)werknemer van eiseres, met ingang van 28 mei 2020, en had vastgesteld dat deze werknemer voor 36,10% arbeidsongeschikt was. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 14 januari 2021. Eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank behandelt het beroep en oordeelt dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de nabetaling van een onregelmatigheidstoeslag, die in juli 2017 is uitbetaald, moet worden meegenomen in de berekening van het maatmaninkomen. Eiseres betoogde dat deze nabetaling niet onder het loon valt dat in aanmerking moet worden genomen, maar de rechtbank oordeelt dat het UWV de gegevens van de polisadministratie mag gebruiken en dat de nabetaling relevant is voor de referteperiode.
De rechtbank concludeert dat het UWV het maatmaninkomen correct heeft vastgesteld en dat er geen andere gronden zijn aangevoerd die de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid in twijfel trekken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.