ECLI:NL:RBZWB:2022:5543

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5710
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. De rechtbank heeft op 23 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer BRE 21/5710 ZW. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.T. Ghaffari, heeft het UWV in bezwaar aangevochten, nadat haar uitkering per 6 april 2021 was beëindigd. Het UWV had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht meer had op een ZW-uitkering. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder haar medische klachten en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het UWV. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV rechtmatig was. Eiseres heeft geen recht op schadevergoeding, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5710 ZW

uitspraak van 23 september 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 17 februari 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 6 april 2021.
Met het bestreden besluit van 16 november 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar dochter en haar gemachtigde, naast mr. M. Reitsma als gemachtigde van het UWV.
1.4.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 6 april 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiseres is tot 30 juli 2019 werkzaam geweest als productiemedewerkster via de [naam bedrijf] . Hierna heeft het UWV eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet toegekend, die als gevolg van ziekte enige tijd is vervangen door een ZW-uitkering tot 16 december 2020. Vanuit die situatie heeft eiseres zich per 6 maart 2020 ziek gemeld vanwege beenklachten en psychische klachten. Het UWV heeft eiseres daarvoor een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is passende arbeid te verrichten.
3.2
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een primaire arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Primaire arts [naam primaire arts] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 12 januari 2021, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. Deze arts rapporteert op 4 februari 2021, waarbij het Sociaal Medisch Oordeel is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] , het volgende.
De belangrijkste beperkingen voor eiseres zijn werkzaamheden met deadlines en productiepieken: zij kan maximaal eenmaal per dag een deadline of productiepiek aan. Verder acht zij eiseres beperkt voor omgaan met conflicten en werkzaamheden met een verhoogd persoonlijk risico, eiseres kan niet werken bij of met machines of gereedschap met verwondingsrisico, en niet op hoogtes. Verder acht de primaire arts eiseres beperkt voor grove trillingen, klimmen en tillen/dragen naast het beroepsmatig chaufferen.
Daarnaast heeft eiseres beperkingen voor boven schouderhoogte actief zijn, en lopen en staan tijdens het werk. [naam primaire arts] ziet een redelijke tot goede kans op een relevante verbetering door natuurlijk herstel van de aandoening en/of adequate behandeling binnen een termijn van een jaar.
Eiseres heeft volgens de arts per 12 januari 2021 verminderde benutbare mogelijkheden voor het kunnen verrichten van arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de primaire arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 februari 2021.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiseres gesproken op de telefonische hoorzitting van 4 november 2021 en heeft het dossier bestudeerd. Zij rapporteert op 15 november 2021 dat de primaire arts de ervaren klachten en belemmeringen voldoende aan de orde heeft gesteld en een voldoende uitgebreid, voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek heeft verricht. Er zijn geen aandoeningen gemist. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese en het eigen medisch onderzoek.
Er was voldoende informatie voorhanden om tot een beslissing te kunnen komen.
De aangenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn passend daar rekening wordt gehouden met het feit dat eiseres verminderd stressbestendig is. De beperkingen zijn verder passend bij het onderzoek door de primaire arts. Immers, er werden geen bijzonderheden waargenomen.
Verder blijkt uit de primaire rapportage dat eiseres niet in behandeling is. Daarnaast blijkt
uit de ontvangen medische informatie van de huisarts dat de klachten verbeterden na het starten van medicatie. Dat de medicatie gecontinueerd wordt, duidt op een positief effect daarvan. Aanvullende beperkingen vanwege de medicatie zijn niet aan de orde; gezien tijdsverloop sinds de start, is volgens de verzekeringsarts b&b gewenning opgetreden. Er wordt kennis genomen van een terugval van eiseres in juni 2021, echter dit valt buiten het bestek van deze heroverweging. Dat gewacht wordt op behandeling, is volgens de verzekeringsarts b&b evenmin aanleiding om meer beperkingen aan te nemen. Immers, het gaat bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling over de beperkingen per datum in geding als gevolg van medisch objectiveerbare ziekte of gebrek.
De aangenomen fysieke beperkingen zijn passend daar rekening wordt gehouden met het feit dat eiseres aangewezen is op fysiek lichte arbeid. Ook is rekening gehouden met
restklachten, pijnklachten na een trombosebeen; daarvoor zijn immers de beperkingen ten aanzien van tillen en dragen, lopen en staan aangenomen. Verder blijkt uit de telefonische hoorzitting dat de huisarts geen aanvullende behandelingen heeft ingezet. Advies is gegeven om te wandelen, hetgeen eiseres soms doet. Ook blijkt dat eiseres geen pijnstillers gebruikt.
Voor de klachten aan armen en handen zijn geen aanvullende beperkingen aan de orde. Hoewel eiseres klachten heeft, blijkt uit de primaire rapportage dat uitgebreid lichamelijk
onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat geen sprake is van bewegingsbeperkingen en ook dat eiseres symmetrisch goede kracht heeft in haar handen en armen. Verder blijkt uit de informatie van de neuroloog dat er een telefonische afspraak is geweest met eiseres, waarna gesteld werd dat sprake is van verdenking op persisteren of recidief CTS links. Beperkingen zijn niet geobjectiveerd door de neuroloog daar eiseres afziet van verder onderzoek. Dit wordt volgens [naam verzekeringsarts b&b] bevestigd in de ontvangen informatie van de huisarts.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft de FML van 5 februari 2021 gehandhaafd.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het medisch onderzoek door de primaire arts onzorgvuldig is, nu dit niet door een als verzekeringsarts geregistreerd arts is gedaan. Eiseres stelt dat de Centrale Raad van Beroep (CRVB) in bijvoorbeeld de uitspraak ECLI:NL:CRVB:2021:1491 heeft aangegeven dat aan een onderzoek van een (nog) niet als verzekeringsarts geregistreerde arts in principe niet dezelfde waarden kan worden toegekend als aan een onderzoek van een als zodanig gekwalificeerde verzekeringsarts.
Eiseres is onderzocht door een niet geregistreerde verzekeringsarts. Nadat eiseres in bezwaar de medische grondslag van het onderzoek gemotiveerd heeft betwist, heeft de verzekeringsarts b&b volstaan met het houden van een telefonisch spreekuur. Het medisch onderzoek heeft volgens eiseres daarom op onvoldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
Eiseres meent dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar (pijn)klachten aan armen, handen, voeten en (trombose)been. Ook zijn volgens haar de psychische klachten onvoldoende verwoord in de FML van 5 februari 2021.
4.4
De rechtbank zal beoordelen of het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel de depressieve als de lichamelijke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat primaire arts [naam primaire arts] eiseres op het spreekuur heeft gezien en onderzocht. [naam primaire arts] heeft onderzocht en gerapporteerd onder toezicht en uiteindelijk goedkeuring van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] .
Naar aanleiding van de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts b&b eiseres gesproken tijdens het telefonisch spreekuur, het dossier bestudeerd en is de verzekeringsarts b&b gemotiveerd ingegaan op de medische gronden die eiseres heeft aangevoerd.
Uit de door de verzekeringsarts b&b op 10 mei 2022 in reactie op de beroepsgronden opgestelde informatie is de rechtbank gebleken dat alle overgelegde medische informatie door de verzekeringsarts b&b is bestudeerd en dat er geen nieuwe medische informatie is die niet in de afwegingen en conclusies is betrokken.
De rechtbank stelt vast dat eiseres, naar aanleiding van haar bezwaren – toen haar werd gevraagd naar de wenselijkheid van een hoorzitting – expliciet heeft aangegeven prijs te stellen op een telefonische hoorzitting. Daarbij is eiseres bijgestaan door een professioneel gemachtigde, die haar op de gevolgen van deze keuze zal hebben gewezen of dat had moeten doen.
Verder wijst de rechtbank op de uitspraak van de CRVB van 14 april 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:847) waarin de CRVB heeft geoordeeld dat in het geval van een beëindiging van een ZW-uitkering op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW de enkele omstandigheid dat de arts die het primaire onderzoek heeft verricht nog in opleiding was tot specialist verzekeringsgeneeskunde, niet tot de conclusie kan leiden dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek daarom op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Hoewel de rechtbank niet wil afdoen aan de door eiseres ervaren klachten en beperkingen, kan de wijze waarop zij zelf haar klachten ervaart op zichzelf geen toereikende grondslag zijn om beperkingen in de FML op te nemen.
Niet gebleken is dat in de FML van 5 februari 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (Sbc-code 264122), medewerker intern transport (Sbc-code 111220) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (Sbc-code 267071).
5.2
Eiseres heeft tegen de arbeidsdeskundige beoordeling geen specifieke gronden aangevoerd. Zij stelt dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn omdat haar medische beperkingen zijn onderschat.
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 16 februari 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 6 april 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, heeft eiseres geen recht op een schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 23 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).