Uitspraak
20 1320 ZW, 20/1321 ZW
20 februari 2020, 18/1325 en 19/274 (aangevallen uitspraak), en het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
13 februari 2018 vastgesteld dat appellante per 12 februari 2018 geen recht meer heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 18 april 2018 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 april 2018 ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante per 12 februari 2018 geschikt geacht voor in ieder geval de functie van magazijnmedewerker (SBC-code 315020). Appellante heeft tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld.
11 juli 2018 geschikt geacht voor het vervullen van alle in het kader van de Wet WIA geselecteerde functies. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 11 april 2018 vastgesteld dat appellante per 11 juli 2018 geen recht meer heeft op ziekengeld op grond van de ZW. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 12 december 2018 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 december 2018 ten grondslag. De verzekeringsarts heeft appellante ook per 11 juli 2018 geschikt geacht voor in ieder geval de functie van magazijnmedewerker (SBC-code 315020). Appellante heeft tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld.
10 december 2018 voldoende gemotiveerd dat de functie van magazijnmedewerker op beide data in geding nog steeds geschikt is. In reactie op het door appellante ingebrachte expertiserapport van verzekeringsarts G.J. Kruithof van 12 juli 2019 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van 15 augustus 2019 kenbaar en inzichtelijk gemotiveerd dat voor beide data in geding geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen. In de functie van magazijnmedewerker is sprake van een geringe lichamelijke en psychische belasting.
18 januari 2022 geconstateerde gebreken in het medisch onderzoek. Het Uwv wordt gevolgd in zijn standpunt dat, voor zover sprake was van voorbereidingsgebreken in de primaire fase, deze in de bezwaarfase zijn hersteld. Ook wordt het Uwv gevolgd in zijn standpunt dat het in de onderhavige gevallen gaat om de beëindiging van een ZW-uitkering op grond van artikel 19, eerste en vierde lid van de ZW en geen sprake is van een theoretische schatting op grond van het Schattingsbesluit. De enkele omstandigheid dat de arts die het primaire onderzoek heeft verricht nog in opleiding was tot specialist verzekeringsgeneeskunde, kan daarom niet leiden tot de conclusie dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest (zie de uitspraak van de Raad van 13 februari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC4324 en de uitspraak van
23 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2903).