Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Beoordeling door de rechtbank
3.Conclusie en gevolgen
4.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking van 29 februari 2020 beoordeeld. De waarde van de woning aan [adres 1] in [plaats] was vastgesteld op € 194.000, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond op 6 augustus 2020. Tijdens de zitting op 30 augustus 2022 werd het beroep behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De waarde werd bepaald aan de hand van een taxatierapport van 9 oktober 2020, waarin vergelijkingsmethoden werden gebruikt met referentiewoningen die recentelijk waren verkocht. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de getaxeerde waarde in verhouding staat tot de verkoopprijzen van de referentiewoningen.
Belanghebbende verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat de rechtbank toekent. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met zes maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe, te betalen door de Staat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt de Staat ook tot betaling van proceskosten van € 380. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.