Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Beoordeling door de rechtbank
3.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 september 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de WOZ-beschikking van 29 februari 2020 beoordeeld. De WOZ-beschikking stelde de waarde van de woning aan de [adres] in [plaats] vast op € 309.000, en legde daarbij een aanslag onroerende-zaakbelastingen, rioolheffing en watersysteemheffing op. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende tegen deze beschikking op 27 augustus 2020 ongegrond. De rechtbank heeft op 30 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
Tijdens de zitting bereikten partijen overeenstemming over de waarde van de woning, die nu op € 298.000 wordt vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de eerdere uitspraak op bezwaar. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 aan de belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn, die met ongeveer zes maanden is overschreden. De rechtbank merkt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) aan als partij in deze zaak, en veroordeelt deze tot het betalen van de schadevergoeding.
Daarnaast moet de heffingsambtenaar de proceskosten van de belanghebbende vergoeden, die in totaal € 2.056 bedragen, en het griffierecht van € 48 aan de belanghebbende vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.