ECLI:NL:RBZWB:2022:5472

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
20/9417
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de waarde van een woning voor de WOZ-beschikking van 2020. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 217.000, welke door de heffingsambtenaar op 25 september 2020 ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 30 augustus 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over een nieuwe waarde van € 190.000. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de waarde van de woning vastgesteld op € 190.000. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep was overschreden met ongeveer zes maanden. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500 aan de belanghebbende. Daarnaast moet de heffingsambtenaar de proceskosten van de belanghebbende vergoeden, welke zijn vastgesteld op € 2.056. De heffingsambtenaar is ook verplicht het griffierecht van € 48 aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
Zaaknummer: BRE 20/9417
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende]te [plaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, de heffingsambtenaar,
en
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

1.Inleiding

1.1.
Bij beschikking van 29 februari 2020 (hierna: de WOZ-beschikking) is de waarde van de woning gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning) voor het jaar 2020 vastgesteld op € 217.000 Tegelijk is ook een aanslag onroerende-zaakbelastingen, rioolheffing en watersysteemheffing gebouwd opgelegd.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 september 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking ongegrond verklaard.
1.3.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 25 september 2020.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van belanghebbende, R. van der Weide, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar] , deelgenomen.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de vaststelling van de waarde van de woning voor het jaar 2020 op € 190.000.
2.2.
De rechtbank zal overeenkomstig het voorgaande beslissen en het beroep gegrond verklaren
2.3.
Ter zitting heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg bedraagt als regel een periode van twee jaar. [1] De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ontvangen op 23 maart 2020. De rechtbank doet uitspraak op 20 september 2022. De redelijke termijn is daarmee overschreden met (afgerond) 6 maanden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding van € 500. Dit bedrag komt geheel voor rekening van de Staat vanwege de te lange duur van de beroepsfase. De rechtbank merkt de Staat daarom mede aan als partij in dit geding.
2.4.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.
2.5.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 269. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759. Belanghebbende heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend en hij is gehoord, hij heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.056.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning tot € 190.000;
- vermindert de voor de woning opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen, rioolheffing en watersysteemheffing gebouwd tot een aanslag berekend naar een waarde van € 190.000;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen aan belanghebbende van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 2.056 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 48 aan belanghebbende vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier op 20 september 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier
De rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.zie Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252