ECLI:NL:RBZWB:2022:5357

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
21/1916, 21/1918, 21/1919 en 21/4010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen inkomstenbelasting en buitenlandbijdrage voor belanghebbende woonachtig in Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, woonachtig in Spanje, en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had voor de jaren 2015 tot en met 2018 aanslagen inkomstenbelasting (IB) ontvangen, waartegen hij beroep had aangetekend. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 4 augustus 2022, waarbij zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank beoordeelde de uitspraken van de inspecteur van 2 april 2021 en 6 september 2021, die betrekking hadden op de aanslagen voor de jaren 2015 tot en met 2017 en 2018.

De belanghebbende, die sinds 1997 in Spanje woont, ontving pensioen uit Nederland en betaalde een buitenlandbijdrage via bronheffing op dat pensioen. Hij verzocht om teruggave van deze buitenlandbijdrage via de aanslagen IB. De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 9.2 van de Wet IB 2001 de buitenlandbijdrage geen voorheffing is die verrekend kan worden met de verschuldigde inkomstenbelasting. Ook het belastingverdrag tussen Nederland en Spanje bood geen mogelijkheden voor teruggave van de buitenlandbijdrage. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de aanslagen in stand blijven. De belanghebbende kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier M.J. van Balkom, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
Zaaknummers BRE 21/1916, 21/1918, 21/1919 en 21/4010
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], wonende in [plaats] (Spanje), belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2015 tot en met 2018 aanslagen inkomstenbelasting (IB) opgelegd.
1.2.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur van 2 april 2021 (de jaren 2015 tot en met 2017) en 6 september 2021 (het jaar 2018) op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] deelgenomen.
Gelijktijdig heeft de rechtbank de zaaknummers 22/1870 en 22/1871 van [de echtgenote] , de echtgenote van belanghebbende, behandeld.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende woont sinds 1997 in Spanje. Belanghebbende is door het Centraal Administratiekantoor (CAK) op grond van de Verordening (EG) nr. 883/2004 als verdragsgerechtigde aangemerkt.
2.2.
Belanghebbende geniet in de onderhavige jaren pensioen uit Nederland en betaalt een buitenlandbijdrage via bronheffing op dat pensioen.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Belanghebbende bepleit een teruggave van de buitenlandbijdrage via de aanslagen IB.
3.2.
Gelet op artikel 9.2 van de Wet IB 2001 is de buitenlandbijdrage geen voorheffing die met de op de aanslag verschuldigde inkomstenbelasting verrekend kan worden. Ook het Belastingverdrag tussen Nederland en Spanje biedt geen aanknopingspunten voor de door belanghebbende bepleitte teruggave van de buitenlandbijdrage door Nederland. De omstandigheid dat belanghebbende ook via de Spaanse inkomstenbelasting in Spanje een bijdrage aan zorgkosten zou betalen, wat daar bij gebrek aan een onderbouwing van de zijde van belanghebbende ook van zij, leidt evenmin tot een ander oordeel. Dit doet immers niet af aan belanghebbendes verdragsgerechtigheid, het recht op zorg in Spanje ten koste van Nederland en de voor hem geldende verplichting om de buitenlandbijdrage in Nederland te voldoen.

4.Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 15 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.