Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende gevestigd in Duitsland en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van 11 mei 2017, waarin het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het tijdvak van 1 juni 2007 tot en met 31 mei 2008 werd afgewezen. Tijdens een regiezitting op 7 juni 2021 is vastgesteld dat er geen aanleiding was om de zaak aan te houden in afwachting van de Deka-zaak in hoger beroep. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht het verzoek heeft afgewezen, aangezien de belanghebbende niet heeft ingestemd met een vervangende betaling zoals voorgeschreven door de Hoge Raad. De rechtbank ziet geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen of om een andere wijze van rechtsherstel te overwegen. Aangezien er geen recht op teruggaaf bestaat, heeft de belanghebbende ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.