In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een buitenlandse belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, gevestigd in Duitsland, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2012, 2013 en 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een regiezitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021, maar dat het onderzoek ter zitting achterwege is gebleven. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, omdat de belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. Dit is gebaseerd op de overweging dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering, zoals eerder door de Hoge Raad is beslist. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen recht bestaat op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.