ECLI:NL:RBZWB:2022:5250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
BRE-22_2393_2394
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen afwijzing ambtshalve vermindering aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 22/2393 en BRE 22/2394, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2006 en 2007. De inspecteur van de belastingdienst had de verzoeken van belanghebbende afgewezen, waarna belanghebbende bezwaar maakte. Dit bezwaar werd echter bij uitspraak op bezwaar van 26 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen bezwaar openstond tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.

Belanghebbende stelde dat zijn verzoek tot vermindering was gebaseerd op regularisatiebesluiten van de Sociale Verzekeringsbank van 15 februari 2022. De rechtbank oordeelde dat de beroepen kennelijk ongegrond waren en deed uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de beslissing om de aanslagen niet ambtshalve te verminderen een beslissing was op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, welke beslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. De rechtbank bevestigde dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank wees erop dat rechtsmiddelen enkel kunnen worden aangewend bij de civiele rechter en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier P. van der Hoeven, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak, met de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens waren met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/2393 en 22/2394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaken tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2006 en 2007, met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] .
De inspecteur heeft deze verzoeken afgewezen.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 26 april 2022 zijn de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat tegen de afwijzing op het verzoek om ambtshalve vermindering geen bezwaar open staat.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Belanghebbende stelt dat aan het verzoek tot vermindering van de aanslagen regularisatiebesluiten van de Sociale verzekeringsbank van 15 februari 2022 aan ten grondslag liggen.

Overwegingen

Omdat de beroepen kennelijk ongegrond zijn doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de beroepen kennelijk ongegrond zijn.
De beslissing om de aanslagen niet ambtshalve te verminderen is een beslissing op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Een dergelijke beslissing is niet voor bezwaar en beroep vatbaar. De inspecteur heeft de bezwaren dus terecht niet-ontvankelijk verklaard [1] . Het hiertegen gerichte beroep is dus ongegrond. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 9 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 21 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT3051