ECLI:NL:RBZWB:2022:5213

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5603 en 22_2087
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering tot verstrekking van persoonsgegevens door het college van burgemeester en wethouders

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2022, wordt de zaak behandeld van eiseres die in beroep gaat tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. De rechtbank beoordeelt de beroepen van eiseres tegen de besluiten van 9 november 2021 en 19 januari 2022, waarin het college weigerde persoonsgegevens te verstrekken aan eiseres en haar zoon. Eiseres had eerder een verzoek ingediend om inlichtingen over de heer [naam vader], de vader van haar zoon, maar dit verzoek werd afgewezen. Eiseres stelde dat het college ten onrechte geen toestemming had gevraagd voor de verstrekking van de gegevens en dat de rechten van haar zoon zwaarder zouden moeten wegen dan de privacy van de heer [naam vader]. De rechtbank oordeelt dat het college geen discretionaire ruimte heeft om persoonsgegevens te verstrekken zonder de vereiste toestemming, en dat de wet BRP de bescherming van persoonsgegevens vooropstelt. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/5603 en 22/2087 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen(het college).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de besluiten van 9 november 2021 (bestreden besluit I) en 19 januari 2022 (bestreden besluit II) inzake het niet verstrekken van persoonsgegevens aan eiseres en de zoon van eiseres.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 11 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de vertegenwoordigers van het college. Het college is vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] , [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] .

Totstandkoming van de besluiten

1.1
Op 23 maart 2021 heeft eiseres een verzoek ingediend bij het college voor het verkrijgen van inlichtingen over de heer [naam vader] . De heer [naam vader] is de vader van de zoon van eiseres.
1.2
Het college heeft op 18 mei 2021 (primaire besluit) het verzoek van eiseres afgewezen.
1.3
Eiseres heeft hiertegen op 4 juni 2021 bezwaar gemaakt.
1.4
De adviescommissie voor de bezwaarschriften heeft op 16 september 2021 het college geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren.
1.5
Het college heeft het bezwaar op 9 november 2021 ongegrond verklaard (bestreden besluit I).
1.6
Op 7 december 2021 heeft eiseres namens haar zoon een verzoek ingediend bij het college voor het verkrijgen van inlichtingen over de heer [naam vader] .
1.7
Het college heeft op 19 januari 2022 het verzoek van eiseres afgewezen (bestreden besluit II).
1.8
Eiseres heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld. Bij brief van 3 mei 2022 heeft het college ingestemd met het rechtstreeks beroep.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten inzake het niet verstrekken van persoonsgegevens aan eiseres en de zoon van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.2
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Had het college de persoonsgegevens aan (de zoon van) eiseres moeten verstrekken?
3.1
In het beroep tegen het bestreden besluit II treedt eiseres op namens haar zoon.
3.2
Op grond van artikel 4.4, derde lid, van de Wet Basisregistratie Personen (hierna: Wet BRP) worden uit het persoonsregister geen andere gegevens verstrekt dan bedoeld in artikel 2.7 en gegevens uit vak 23 van de persoonskaart.
3.3
Op grond van artikel 4.4, vierde lid, van de Wet BRP is op de verstrekking, bedoeld in het derde lid, hoofdstuk 3, met uitzondering van de artikelen 3.1 tot en met 3.3, van overeenkomstige toepassing.
3.4
Op grond van artikel 3.6, eerste lid, van de Wet BRP verstrekt het college op verzoek van een derde aan hem gegevens voor zover het gebruik van die gegevens is voorgeschreven in een algemeen verbindend voorschrift, de derde voorafgaand schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie gegevens worden verstrekt, of de verstrekking in overeenstemming is met het tweede lid.
3.5
Eiseres heeft betoogd dat het college de persoonsgegevens ten onrechte niet aan haar en haar zoon heeft verstrekt. Het college is de enige instantie die de gegevens aan haar en haar zoon kan verstrekken. Het is voor eiseres onmogelijk om toestemming te verkrijgen voor de verstrekking van de gegevens, omdat ze niet weet waar de heer [naam vader] is. Het is niet de doel en de strekking van de wet om de onmogelijke eis te stellen dat er toestemming moet worden verleend. Daarnaast heeft de zoon van eiseres, op grond van het Valkenhorst-arrest, het recht op de gegevens van zijn vader. [1] Het recht van haar kind gaat boven de wet BRP, omdat dit recht volgt uit artikel 7 IVRK en artikel 8 EVRM. Volgens eiseres wegen de rechten van de heer [naam vader] niet zwaarder dan het recht van haar kind, gelet op de leeftijd van de heer [naam vader] . Het college is ten onrechte niet ingegaan op de onervarenheid en minderjarigheid van eiseres ten tijde van het procederen tegen de heer [naam vader] . Het college heeft daarnaast onzorgvuldig gehandeld in het bestreden besluit I, door de naam van eiseres verkeerd te spellen, een verkeerde woonplaats te vermelden en de voornaam van de heer [naam vader] niet te vermelden, aldus eiseres.
3.6
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat artikel 4.4, derde lid, van de Wet BRP geen discretionaire ruimte biedt aan het college. De gegevens worden enkel aan een derde verstrekt voor zover het gebruik van die gegevens is voorgeschreven in een algemeen voorschrift, de derde voorafgaand schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie gegevens worden verstrekt, of de verstrekking in overeenstemming is met het tweede lid. Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van één van genoemde omstandigheden. Het college had daarom niet de mogelijkheid om een belangenafweging te maken. [2]
3.7
Uit het Valkenhorst-arrest vloeit eveneens niet voort dat het college de persoonsgegevens had moeten verstrekken. In het Valkenhorst-arrest staat het recht van een geadopteerd kind centraal die niet weet van wie hij of zij afstamt. [3] Naar het oordeel van de rechtbank strekt het arrest niet dusdanig ver dat eiseres en haar zoon op grond daarvan het recht hebben om de persoonsgegevens verstrekt te krijgen.
3.8
Voor zover eiseres stelt dat het niet het doel en de strekking van de wet BRP kan zijn om het voor eiseres en haar zoon onmogelijk te maken om aan de persoonsgegevens te komen, volgt de rechtbank dat standpunt niet. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiseres en haar zoon, kan het college de persoonsgegevens niet verstrekken op grond van de wet BRP. Het is juist het doel en de strekking van de Wet BRP om de persoonsgegevens van een ieder te beschermen en deze juist enkel in bepaalde voorgeschreven gevallen aan een derde te verstrekken.
3.9
Dat het college haar naam, woonplaats en de naam van de heer [naam vader] niet juist heeft vermeld, maakt daarnaast niet dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

4 De beroepen zijn ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 9 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
De griffier is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3.2, van de Awb
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Wet basisregistratie personen (Wet BRP)
Artikel 3.6, eerste lid, van de Wet BRP
Het college van burgemeesters en wethouders verstrekt op verzoek van een derde aan hem gegevens voor zover:
a. het gebruik van die gegevens is voorgeschreven in een algemeen verbindend voorschrift,
b. de derde voorafgaand schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie gegevens worden verstrekt, of
c. de verstrekking in overeenstemming is met het tweede lid.
Artikel 4.4 van de Wet BRP
1. het college van burgemeester en wethouders is ten behoeve van de uitvoering van deze wet tot en bij koninklijke besluit te bepalen datum verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in het persoonsregister, bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de in het eerste lid bedoelde verwerking van persoonsgegevens. Daarbij kan worden bepaald dat het persoonsregister op een andere wijze dan in de vorm van persoonskaarten, bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding, kan worden aangehouden en kan de vernietiging van de persoonskaarten worden geregeld.
3. Uit het persoonsregister worden geen andere gegevens verstrekt dan:
a. gegevens als bedoeld in artikel 2.7;
b. gegevens uit vak 23 van de persoonskaart.
4. Op de verstrekking, bedoeld in het derde lid, is hoofdstuk 3, met uitzondering van de artikelen 3.1 tot en met 3.3, van overeenkomstige toepassing.
5. De artikelen 2.53, eerste lid, 2.55 en 2.57 tot en met 2.61 zijn van overeenkomstige toepassing.

Voetnoten

1.HR 15 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1337.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:938, i.h.b. r.o. 6.2. Ook ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:648, i.h.b. r.o. 5.1
3.HR 15 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1337, ro. 3.2.