ECLI:NL:RBZWB:2022:5135

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2767
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de ingangsdatum van de WIA-uitkering van eiseres na herbeoordeling door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Ergec, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. H.M. van Gent. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, die door het UWV was toegekend per 31 januari 2019, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 52,63%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde beroep in, omdat zij meende dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en dat de ingangsdatum van de uitkering onjuist was vastgesteld.

De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld. Eiseres had eerder een uitkering op basis van de Ziektewet en had in 2012 te horen gekregen dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling in 2021 concludeerden de artsen dat er geen urenbeperking meer nodig was en dat eiseres in staat was om fulltime te werken. De rechtbank oordeelde dat het UWV de ingangsdatum van de WIA-uitkering correct had vastgesteld, en dat de rapporten van de artsen zorgvuldig en voldoende gemotiveerd waren.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres 52,63% arbeidsongeschikt was per 31 januari 2019 en dat het beroep van eiseres ongegrond was. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2767

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [PLaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Procesverloop

Met het besluit van 19 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres per 31 januari 2019 een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 52,63%.
Met het besluit van 27 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 29 augustus 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als productiemedewerker voor gemiddeld 38 uur per week. Zij heeft zich op 31 december 2008 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk en kreeg een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld. Bij besluit van 13 maart 2012 heeft het UWV eiseres meegedeeld dat zij per 29 december 2010 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2. Eiseres heeft op 31 januari 2020 een verzoek tot herbeoordeling ingediend, omdat haar klachten uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar zijn toegenomen. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. De verzekeringsarts stelt dat eiseres per 1 augustus 2013 volledig arbeidsongeschikt is vanwege een rugoperatie. Vanaf 14 december 2013 is eiseres wel belastbaar. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 47,37% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 52,63%. Daarom krijgt eiseres per 31 januari 2019, dit is één jaar voor de aanvraag herbeoordeling, een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep (B&B), een verzekeringsarts B&B en een arbeidsdeskundige B&B hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de arts B&B en de verzekeringsarts B&B zijn de beperkingen niet geheel juist vastgesteld. Zij hebben op 18 mei 2021 een gewijzigde FML opgesteld. Aan de hand van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige B&B zijn heroverweging verricht. Hij heeft geoordeeld dat de functies die de arbeidsdeskundige heeft geduid geschikt zijn. Eiseres kan (doordat er geen urenbeperking meer geldt) met de middelste van deze functies 100% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Dit betekent dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 0% is. Het UWV geeft in het bestreden besluit aan dat hij niet ten nadele van eiseres terug komt van het primaire besluit. Het UWV verlaagt de mate van arbeidsongeschiktheid daarom niet en handhaaft het primaire besluit.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij is van mening dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiseres vindt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel Zij benoemt dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat zowel in primo als in bezwaar geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Zij vindt dat er nog steeds een urenbeperking dient te gelden gezien haar energetische beperkingen en het eventueel preventieve karakter van een urenbeperking. Zij geeft aan dat zij al geruime tijd kampt met psychische problematiek alsmede pijnbestrijding. Eiseres geeft aan zowel psychisch als fysiek beperkt te zijn. Eiseres acht zich meer beperkt op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren en voor wat betreft lichamelijke mogelijkheden. Eiseres onderbouwt haar standpunt met medische informatie van haar behandelaars. Ook kan zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet verrichten. Verder vindt eiseres dat de ingangsdatum van de WIA-uitkering niet correct is vastgesteld.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV met het bestreden besluit het primaire besluit, waarbij eiseres per 31 januari 2019 een WIA-uitkering is toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 52,63, mocht handhaven. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wat de rechtbank vindt

De ingangsdatum van de WIA-uitkering
7. Het UWV heeft met het primaire besluit eiseres per 31 januari 2019, dit is één jaar voor de aanvraag herbeoordeling, een WIA-uitkering toegekend. Eiseres vindt dat de ingangsdatum van de WIA-uitkering onjuist is vastgesteld. Zij is van mening dat de WIA-uitkering per 14 december 2013 moet worden toegekend.
8. Artikel 64 lid 11 van de Wet WIA bepaalt (kort gezegd) dat een WIA-uitkering niet kan worden vastgesteld over perioden gelegen voor 52 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering werd ingediend. Het UWV kan in bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken. Uit lid 12 van dit artikel volgt (kort gezegd en voor zover hier van belang) dat lid 11 van overeenkomstige toepassing is indien het recht op een WIA-uitkering later ontstaat.
9. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de ingangsdatum van de WIA-uitkering juist heeft vastgesteld. Eiseres heeft 31 januari 2020 een WIA-uitkering aangevraagd, omdat de klachten uit dezelfde ziekteoorzaak waren toegenomen binnen vijf jaar na 29 december 2010. Er is dus sprake van op een later moment ontstaan van een WIA-uitkering. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd waaruit volgt dat hier sprake is van een bijzonder geval. Dit betekent dat het UWV terecht heeft besloten dat de ingangsdatum van de WIA-uitkering van eiseres 31 januari 2019 is, namelijk één jaar voor de indiening van de WIA-aanvraag. [1]
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
11. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Er is geen informatie bij behandelaars opgevraagd, omdat voldoende informatie aanwezig was. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
12. De arts B&B en verzekeringsarts B&B hebben het standpunt van de verzekeringsarts in hun rapport heroverwogen. Zij hebben het dossier bestudeerd met daarin de informatie van de behandelaars. Tijdens de bezwaarprocedure is informatie ontvangen van Amarant en de huisarts. Ook hebben zij eiseres gesproken tijdens een telefonische hoorzitting. De arts B&B en verzekeringsarts B&B hebben gemotiveerd waarom zij aanleiding zien anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. De arts B&B en verzekeringsarts B&B hebben op 18 mei 2021 een gewijzigde FML opgesteld, waarbij de urenbeperking van 4 uren per dag en 20 uren per week is komen te vervallen. Zij zijn van mening dat de overige beperkingen juist zijn weergegeven door de verzekeringsarts en nemen deze dan ook op in de gewijzigde FML.
13
.Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd concludeert de rechtbank dat de medicatieoverzichten en het rapport van de Raad voor de kinderbescherming van 5 september 2018 niet zien op de datum in geding. Verder heeft eiseres een psychodiagnostisch onderzoek van 6 februari 2013 en een verslag psychologisch onderzoek van 22 januari 2013 ingediend. Het UWV heeft tijdens de zitting aangegeven dat zowel het psychodiagnostisch onderzoek als het verslag psychologisch onderzoek van 2013 reeds bekend waren bij de artsen, omdat deze bij de WIA-aanvraag in januari 2020 al waren overgelegd.
14. Eiseres voert aan dat de onderzoeken door de (verzekerings)artsen onzorgvuldig zijn, omdat geen lichamelijke onderzoeken zijn verricht.
15. De rechtbank vindt dat de onderzoeken zorgvuldig zijn verricht. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Eiseres is door de verzekeringsarts gezien en onderzocht. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het rapport van de verzekeringsarts volgt dat in overleg met eiseres is afgezien van verder lichamelijk onderzoek, omdat er voldoende informatie is beschreven door de orthopeed en daarna niets in de medische situatie is gewijzigd. Hoewel de arts B&B en de verzekeringsarts B&B eiseres alleen telefonisch hebben gesproken en niet lichamelijk hebben onderzocht ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om het medisch onderzoek niet zorgvuldig te achten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de nodige medische informatie in het dossier aanwezig was en de te beoordelen datum ziet op 2013. Bovendien is eiseres tijdens de primaire fase gezien en (in elk geval psychisch) onderzocht door een verzekeringsarts. Dit maakt dat de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) op grond waarvan de verzekeringsarts B&B moet motiveren waarom een spreekuurcontact in bezwaar geen toegevoegde waarde heeft, in dit geval niet van toepassing is. [2] In beginsel behoort het tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld, waaronder de beschikbare informatie van de behandelaren, en vast te stellen tot welke beperkingen dit leidt bij eiseres. Uit rechtspraak van de Raad volgt dat de enkele omstandigheid dat lichamelijk onderzoek in de bezwaarfase achterwege is gebleven niet betekent dat reeds om die reden de besluitvorming onzorgvuldig moet worden geacht. [3] Dat is in dit geval niet anders. De arts B&B en verzekeringsarts B&B hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De arts B&B en de verzekeringsarts B&B hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
16. De verzekeringsarts gaat uit van een mogelijke diagnose discopathie cervicaal en herniated nucleus pulposus (HNP). Eiseres ervaart een toename van de klachten. Naar aanleiding van de stukken van de orthopeed moet worden geconcludeerd dat sprake is van uitval in augustus 2013 in verband met een rugoperatie. Uit deze stukken volgt dat eiseres per midden december 2013 weer belastbaar zou zijn. Gesteld kan worden dat de klachten van eiseres na de operatie in de loop der tijd weinig zijn verbeterd. Deze klachten zijn hetzelfde als in juli 2020, waardoor de belastbaarheid over deze periode ongewijzigd is. De verzekeringsarts benoemt dat er een toename is van de klachten in augustus 2013, waarbij er sprake is van een periode van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Half december 2013 gaat dit over in een periode waarin eiseres belastbaar is, zoals beschreven in de FML opgesteld op 1 oktober 2020. In de FML zijn beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
17. De arts B&B en verzekeringsarts B&B hebben in het rapport uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komen. Dat betreft de volgende punten. Zij gaan uit van de diagnoses licht verstandelijke beperking, borderline persoonlijkheidsstoornis, aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis en posttraumatische stressstoornis. Daarnaast is er sprake van een ongespecificeerd probleem verband houdend met de sociale omgeving. Getoetst aan het Schattingsbesluit bestaat geen aanleiding om te stellen dat er op medische gronden ‘geen benutbare mogelijkheden’ zijn. Eiseres is op de datum in geding niet opgenomen op medische indicatie, er is geen sprake van chronische bedlegerigheid, zij is niet ADL-afhankelijk, er is geen sprake van een aandoening met een slechte prognose op korte termijn en blijkens het dagelijks activiteitenniveau is geen sprake van persoonlijk en sociaal disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau als gevolg van een ernstige psychiatrische aandoening. De gegeven urenbeperking is door de verzekeringsarts niet onderbouwd. De arts B&B en verzekeringsarts B&B zien geen medische reden om een urenbeperking toe te kennen. Er is geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding, er is geen sprake van preventieve redenen en de behandelingen nemen niet een dusdanige tijd in beslag dat eiseres minder beschikbaar is voor werk. De beperkingen die de verzekeringsarts heeft aangenomen voor de psychische problematiek en de verminderde belastbaarheid van de rug zijn wel passend. Eiseres wordt daarom geschikt geacht voor een fulltime functie die past binnen haar belastbaarheidsprofiel.
18. Eiseres voert aan dat er sprake is van een gebrekkige motivering en dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is dan wel dat haar medische situatie is onderschat. Zij vindt dat een urenbeperking moet worden gesteld en meer beperkingen op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arts B&B en verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Zij hebben ook voldoende begrijpelijk gemotiveerd waarom geen urenbeperking meer is gesteld. Uit de medische stukken die eiseres heeft overgelegd kan niet worden afgeleid op welke gronden meer beperkingen aangenomen moeten worden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het verkrijgen van andere medische stukken in de situatie van eiseres lastig is vanwege haar klachten en diagnose, is dat toch nodig om tegen het rapport van de arts B&B en verzekeringsarts B&B in te kunnen gaan. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de gewijzigde FML van 18 mei 2021 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- (111190) Inpakker (handmatig);
- (267050) Samensteller elektronische apparatuur.
20. Eiseres voert aan dat er in de functies productiemedewerker industrie en inpakker meerdere signaleringen zijn op verschillende items, waardoor niet kan worden ingezien op grond waarvan eiseres in staat zou moeten worden geacht deze functies uit te voeren.
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 100% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als productiemedewerker, zodat eiseres voor de overige 0% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de ingangsdatum van de WIA-uitkering juist heeft vastgesteld. Daarnaast vindt de rechtbank dat de rapporten van de arts B&B, de verzekeringsarts B&B en de arbeidsdeskundige B&B zorgvuldig en voldoende gemotiveerd zijn en de rechtbank heeft ook geen twijfel over de uitkomst. Dit maakt dat de rechtbank vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid terecht is bepaald op 0%. Maar uit het bestreden besluit volgt dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid niet heeft gewijzigd en het primaire besluit niet heeft herroepen. Dit betekent dat eiseres onveranderd 52,63% arbeidsongeschikt wordt geacht per 31 januari 2019. De rechtbank toetst het bestreden besluit. Het UWV heeft in het bestreden besluit beslist in het voordeel van eiseres. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat het UWV niet op deze manier mocht beslissen.
24. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 november 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU6829.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1976.