ECLI:NL:RBZWB:2022:5092
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde en immateriële schadevergoeding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar behandeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 358.000,00, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020. Belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat de WOZ-waarde niet hoger kon zijn dan € 295.000,00. De rechtbank beoordeelt of de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld en of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, omdat de waarde van de woning niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank stelt de waarde van de woning schattenderwijs vast op € 350.000,00, wat betekent dat het beroep van belanghebbende gegrond is. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,00 voor belanghebbende. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de WOZ-waarde en de aanslag, en veroordeelt de heffingsambtenaar tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht.