Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, de wettelijk vertegenwoordiger van haar zoon, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van het college, waarin een verhuiskostenvergoeding was toegekend, maar de aanvraag voor woningaanpassing was afgewezen. Eiseres stelde dat verhuizen geen optie was vanwege sociale omstandigheden en de psychische belasting voor haar gezin. Het college had echter geconstateerd dat de kosten voor woningaanpassing aanzienlijk hoger waren dan de toegekende verhuiskostenvergoeding en dat er geschikte woningen beschikbaar waren.
De rechtbank oordeelde dat het college de belangen van eiseres voldoende had meegewogen en dat de afwijzing van de woningaanpassing op basis van het verhuisprimaat niet in strijd was met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank concludeerde dat de huidige woning niet geschikt was voor de zoon van eiseres, maar dat de aangeboden woningen adequaat waren. Eiseres had niet aangetoond dat verhuizen om medische redenen niet mogelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van sociale omstandigheden en de kosten van woningaanpassing versus verhuizing in het kader van de Wmo. De rechtbank bevestigde dat het college de goedkoopste adequate voorziening moet verstrekken en dat het verhuisprimaat in dit geval correct was toegepast.