ECLI:NL:RBZWB:2022:4808
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke beoordeling van naheffingsaanslag parkeerbelasting in Breda
Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 66,00, opgelegd aan de belanghebbende omdat hij op 25 juli 2021 omstreeks 13:07 uur zijn auto had geparkeerd op een parkeerplaats waar parkeerbelasting verschuldigd was. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in beroep ging tegen deze beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich in een situatie bevond van onmiddellijk in- en uitstappen, wat een uitzondering op de parkeerregelgeving zou kunnen rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat het stilstaan van de auto, ook al was de motor aan, als parkeren moet worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat de belanghebbende niet aan zijn verplichtingen had voldaan. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.