ECLI:NL:RBZWB:2022:4606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_898
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2] heeft deze aanvraag met het besluit van 2 juli 2020 afgewezen. Bij het bestreden besluit van 13 januari 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2022 op zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank overweegt dat eiser, geboren op 15 augustus 2001, onder bewind is gesteld op verzoek van zijn moeder. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, waarvoor hij facturen heeft overgelegd. De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen, omdat de kosten voor bewindvoering onder de onderhoudsplicht van de ouders vallen en eiser voldoende draagkracht heeft uit zijn Wajong-uitkering. De rechtbank oordeelt dat de overige beroepsgronden van eiser geen verdere bespreking behoeven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/898 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2](verweerder).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 2 juli 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 januari 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens het college deelgenomen: [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] . Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiser is geboren op 15 augustus 2001. Bij beschikking van de kantonrechter van 27 maart 2020 is hij, op verzoek van zijn moeder, onder bewind gesteld. Als bewindvoerder is benoemd [naam bewindvoerder] ( [naam bedrijf] ).
Op 29 april 2020, door het college ontvangen op 1 mei 2020, heeft eiser een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering. Eiser heeft een drietal facturen overgelegd voor de kosten van bewindvoering (voor de maand maart 2020 € 58,13, voor de maand april 2020 € 116,26 en voor de aanvangswerkzaamheden € 657,03).
Bij het besluit van 2 juli 2020 heeft het college de aanvraag afgewezen omdat de kosten van bewindvoering onder de onderhoudsplicht van de ouders vallen. Verder is gebleken dat eiser voldoende draagkracht heeft uit inkomen, nu zijn Wajong-uitkering hoger is dan 120% van de bijstandsnorm voor een jongere. Van Herk heeft namens eiser tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 1 september 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de bezwarencommissie van de gemeente [plaatsnaam 2] . De bezwarencommissie heeft het college geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren omdat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de onderhoudsplicht van de ouders. Verder heeft de bezwarencommissie geadviseerd het primaire besluit in stand te laten omdat eiser over voldoende draagkracht beschikt.
Op 27 oktober 2020 is het advies van de bezwarencommissie en het verslag van de hoorzitting aan de bewindvoerder [naam bewindvoerder] gezonden.
Op 29 december 2020 heeft Van Herk het college in gebreke gesteld en het college verzocht om binnen 14 dagen alsnog een besluit op bezwaar te nemen.
Bij het bestreden besluit heeft het college aangegeven onder verwijzing naar het advies van de bezwarencommissie het primaire besluit in stand te laten.
Standpunt eiser
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat het college bij het bestreden besluit niet het advies van de bezwarencommissie heeft overgelegd. Het college heeft niet aan de motivatieplicht voldaan, en na hierop te zijn gewezen heeft het college ook geen actie ondernomen door het advies alsnog te overleggen.
Ten aanzien van de onderhoudsplicht van de ouders heeft de bezwarencommissie geadviseerd nader onderzoek te verrichten. De bezwarencommissie heeft gesteld dat het college heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid en het bezwaar gegrond is. Dat is niet in het bestreden besluit terug te lezen.
Het college heeft zonder hiertoe bevoegd te zijn en handelend in strijd met de Participatiewet in de Beleidsregels een eigen definitie gegeven van de bijstandsnorm.
Het college heeft verwijtbaar nagelaten artikel 22 van de Beleidsregels in de besluitvorming te betrekken.
Wettelijk kader
3. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Verzending van het advies van de bezwarencommissie
4. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij het advies van de bezwarencommissie niet heeft ontvangen, overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat de bezwarencommissie het advies op 27 oktober 2020 aan [naam bewindvoerder] , die in de bezwaarfase als gemachtigde van eiser optrad, heeft gezonden. Hoewel het zorgvuldiger was geweest als het college bij het bestreden besluit een exemplaar van het advies van de adviescommissie had gevoegd, betekent dit niet dat eiser door het nalaten hiervan in zijn belangen is geschaad. Immers, eiser heeft tijdig beroep ingesteld en de gemachtigde van eiser heeft alsnog kunnen reageren op het advies van de bezwarencommissie.
Recht op bijzondere bijstand
5.1
In geschil is of eiser recht heeft op bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering.
5.2
Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat de primaire grond in het primaire besluit dat de bewindvoering onder de onderhoudsplicht van de ouders valt, niet langer wordt gehandhaafd.
5.3
Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (CRvB) moet bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet, eerst worden beoordeeld (1) of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens (2) of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en (3) daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord (4) of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft de bijstandverlenende instantie een zekere beoordelingsruimte. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
5.4
Niet in geschil is dat de kosten voor bewindvoering zich voordoen, noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm.
In kader van bijzondere bijstand heeft het college op grond van vaste jurisprudentie van de CRvB [2] de volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht.
5.5
Vast staat dat de gevraagde kosten voor de bijzondere bijstand bestaan uit de startkosten voor bewind en tweemaal de eigen bijdrage, in totaal € 831,00
Het college heeft een draagkrachtberekening gemaakt en vastgesteld dat de draagkracht € 170,78 per maand / € 2.049,36 per jaar bedraagt. Hierbij is gerekend exclusief vakantiegeld.
Volgens de door eisers bewindvoerder in bezwaar overgelegde berekening bedraagt de draagkracht € 162,99 per maand / € 1.955,82 per jaar. Hierbij is gerekend inclusief vakantiegeld.
5.6
Nu zowel het college als eiser uitgaan van een draagkracht hoger dan € 831,- concludeert de rechtbank dat partijen er kennelijk vanuit gaan dat eiser de gevraagde kosten voor de bewindvoering zelf moet kunnen dragen. De kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd overschrijden de door beide partijen berekende (verschillende) bedragen hoe dan ook niet. Dat betekent dat het college de aanvraag voor bijzondere bijstand op goede gronden heeft afgewezen. De overige door eiser aangedragen beroepsgronden behoeven geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage – wettelijk kader

Participatiewet
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere bijstand voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Op grond van artikel 20, eerste lid, onder a, van de Participatiewet bedroeg ten tijde van de aanvraag voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten last komende kinderen de norm per kalendermaand voor een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar: € 246,79.
Beleidsregels minimaregelingen gemeente [plaatsnaam 2]
Op grond van artikel 22, vierde lid, van de Beleidsregels minimaregelingen gemeente [plaatsnaam 2] (hierna: Beleidsregels) kan bijzondere bijstand worden toegekend voor de kosten van bewind, beschermingsbewind of mentorschap. Deze voorzieningen zijn door de rechter toegewezen. Dit wordt telkens voor de duur van een jaar toegekend. Elke drie jaar wordt een onderzoek naar de noodzaak van deze kosten gedaan, of eerder als blijkt dat de belanghebbende in staat is om eigen belangen te behartigen en de financiën en administratie te beheren. Bijzondere bijstand wordt alleen verleend voor de kosten van professionele bewindvoerders. De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van het feit of de professionele bewindvoerder wel of niet aangesloten is bij de brancheorganisatie BPBI.
Op grond van artikel 1, tweede lid, onder f van de Beleidsregels bedraagt de bijstandsnorm de op grond van paragraaf 3.2 van de Participatiewet op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, onder aftrek van vakantiegeldreservering.
Op grond van artikel 1, tweede lid, onder i, van de Beleidsregels wordt onder draagkracht verstaan: de ruimte in het inkomen en vermogen om zelf de kosten te dragen. Dit wordt berekend door van het inkomen boven 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm de helft de nemen. Als dit bedrag wordt overschreden door de kosten die voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen, kan voor deze kosten, ter hoogte van de overschrijding, bijzondere bijstand worden verstrekt. Vooropgesteld dat het inkomen volgens de richtlijnen van artikel 6 van deze regels is vastgesteld. Draagkracht in het vermogen ontstaat door overschrijding van het van toepassing zijnde bedrag van vrijlating als alle vermogensbestanddelen bij elkaar zijn opgeteld. Het meerder wordt volledig als draagkracht in aanmerking genomen.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels wordt bijzondere bijstand verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en degene waarmee hij een gezamenlijke huishouding voert voor wat het inkomen betreft, voor de draagkracht uit het vermogen worden ook de vermogensbestanddelen van kinderen tot 18 jaar meegeteld.
Op grond van artikel 5, vierde lid, van de Beleidsregels wordt voor de draagkracht uitgegaan van 120% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, waarbij van het meerdere 50% als draagkracht wordt gezien. (..).
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Beleidsregels wordt de draagkracht uit inkomsten op basis van het inkomen exclusief het vakantiegeld en het vermogen vastgesteld.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3237
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 26 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3311