In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting door een buitenlands beleggingsfonds. Het fonds had verzocht om teruggaaf van dividendbelasting over meerdere boekjaren, maar de inspecteur van de Belastingdienst heeft deze verzoeken afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur dit terecht heeft gedaan, omdat het fonds niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voldoende vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat buitenlandse beleggingsfondsen die niet in Nederland zijn gevestigd, niet automatisch recht hebben op teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank concludeerde dat het fonds niet heeft aangetoond dat het voldoet aan de aandeelhouderseisen en de dooruitdelingseis die gelden voor fbi's. Bovendien werd er geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. De rechtbank verklaarde de beroepen van het fonds ongegrond en er werd geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.