ECLI:NL:RBZWB:2022:4559
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van dividendbelasting door buitenlands beleggingsfonds
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting door een buitenlands beleggingsfonds. Het fonds had verzocht om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2009 tot en met 2011, maar de inspecteur van de Belastingdienst heeft deze verzoeken afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht had gehandeld, omdat het fonds niet aannemelijk had gemaakt dat het voldoende vergelijkbaar was met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd vastgesteld dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op basis van de regeling van de afdrachtvermindering.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin belanghebbende zijn verzoeken om teruggaaf had ingediend, en de inspecteur had gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de zitting op 15 juni 2022 zijn beide partijen vertegenwoordigd door gemachtigden. De rechtbank heeft belanghebbende de gelegenheid gegeven om zijn beroep nader te motiveren naar aanleiding van recente arresten van de Hoge Raad. Ondanks de ingediende motivering, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de eerdere beslissing van de inspecteur te herzien.
De rechtbank concludeerde dat belanghebbende niet had aangetoond dat het aan de aandeelhouderseisen en de dooruitdelingseis voldeed, en dat er geen recht bestond op teruggaaf van dividendbelasting. Ook werd er geen recht op rentevergoeding over de ingehouden dividendbelasting erkend. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.