ECLI:NL:RBZWB:2022:4144

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
21/1776
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake motorrijtuigenbelasting en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 april 2021. Belanghebbende heeft over het tijdvak van 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 motorrijtuigenbelasting op aangifte voldaan. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was, maar belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze is verzonden en ontvangen.

De rechtbank heeft vervolgens de feiten rondom de registratie van het motorrijtuig en de betaling van de motorrijtuigenbelasting in kaart gebracht. Belanghebbende had een verzoek ingediend voor toepassing van het bijzonder tarief voor kampeerauto’s, dat met terugwerkende kracht is toegewezen. De rechtbank heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk is. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener geen procesbelang heeft. De rechtbank concludeert dat belanghebbende geen procesbelang heeft, omdat het bijzondere tarief al is toegewezen voor de relevante periode.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, en openbaar gemaakt op 26 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1776
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende,
en
De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 april 2021.
1.2.
Belanghebbende heeft over het tijdvak 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 op aangifte motorrijtuigenbelasting voldaan.
1.3.
De inspecteur heeft het door belanghebbende daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen namens de inspecteur, [naam] . Belanghebbende was niet aanwezig.
1.6.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 mei 2022 op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 29 mei 2022 is afgehaald bij een PostNL-punt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende staat met ingang van 20 maart 2020 in het kentekenregister geregistreerd als houder van het motorrijtuig met kenteken [kenteken] , merk [motorrijtuig] , type [type] (hierna: het motorrijtuig).
2.2.
Het motorrijtuig heeft een datum eerste toelating en een datum eerste inschrijving in Nederland van 20 maart 2020.
2.3.
Als gevolg van de tenaamstelling is op 8 april 2020 een mededeling specificatie incasso verzonden.
2.4.
Op 26 februari 2021 heeft belanghebbende door middel van automatische incasso ter zake van het motorrijtuig over het tijdvak 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 een bedrag van € 332 aan motorrijtuigenbelasting op aangifte voldaan.
2.5.
De inspecteur heeft het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.6.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
2.7.
Belanghebbende heeft op 10 maart 2021 voor het motorrijtuig een verzoek om toepassing van het bijzonder tarief voor kampeerauto’s in de zin van artikel 23a van de Wet op de Motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: het bijzonder tarief) ingediend. Bij beschikking van 19 april 2021 is het bijzonder tarief met terugwerkende kracht toegepast met ingang van 20 december 2020. Over de periode 20 maart 2020 tot en met 19 december 2020 is het bijzonder tarief niet verleend.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Voordat aan de beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden kan worden toegekomen, moet worden beoordeeld in hoeverre het beroep ontvankelijk is.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad [1] dat een beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht.
3.4.
De rechtbank overweegt dat bij beschikking van 19 april 2021 het bijzonder tarief met terugwerkende kracht is toegepast met ingang van 20 december 2020. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het beroep belanghebbende niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot de in geding zijnde op aangifte voldane motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 en de eventuele bijkomende beslissingen. Met andere woorden: belanghebbende stelt recht te hebben op het bijzondere tarief voor de motorrijtuigenbelasting en heeft dat voor de periode waar de rechtbank in deze zaak naar kan kijken – het tijdvak 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 – al toegewezen gekregen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat belanghebbende geen processueel belang heeft bij het onderhavige beroep.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is niet-ontvankelijk. Aan een beoordeling van hetgeen belanghebbende in beroep heeft aangevoerd wordt door de rechtbank niet toegekomen.
4.2.
Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt belanghebbende het griffierecht niet terug. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 26 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:878 en HR 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844.