ECLI:NL:RBZWB:2022:4144
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake motorrijtuigenbelasting en de ontvankelijkheid van het beroep
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 april 2021. Belanghebbende heeft over het tijdvak van 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 motorrijtuigenbelasting op aangifte voldaan. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was, maar belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze is verzonden en ontvangen.
De rechtbank heeft vervolgens de feiten rondom de registratie van het motorrijtuig en de betaling van de motorrijtuigenbelasting in kaart gebracht. Belanghebbende had een verzoek ingediend voor toepassing van het bijzonder tarief voor kampeerauto’s, dat met terugwerkende kracht is toegewezen. De rechtbank heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk is. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener geen procesbelang heeft. De rechtbank concludeert dat belanghebbende geen procesbelang heeft, omdat het bijzondere tarief al is toegewezen voor de relevante periode.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, en openbaar gemaakt op 26 juli 2022.