ECLI:NL:RBZWB:2022:4062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
BRE 22_2386
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door heffingsambtenaar en vaststelling van dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2022, is het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente, die volgens hem niet tijdig had beslist op zijn bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de wettelijke beslistermijn had overschreden. De belanghebbende had op 17 februari 2022 de heffingsambtenaar in gebreke gesteld, maar er was geen reactie ontvangen op het verzoek om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft bepaald dat de heffingsambtenaar binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, rekening houdend met de ingebrekestelling van de belanghebbende. Daarnaast is de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 379,50. Het verzoek van de belanghebbende om een immateriële schadevergoeding is afgewezen, omdat de redelijke termijn voor de beroepsprocedure niet is overschreden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2386

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [woonplaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente [plaats], de heffingsambtenaar.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld omdat de heffingsambtenaar volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van belanghebbende.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Belanghebbende heeft een bezwaarschrift ingediend. De heffingsambtenaar moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. De heffingsambtenaar heeft kennelijk bij brief van 31 december 2021 de termijn verlengd met zes weken.
De heffingsambtenaar had dus uiterlijk op 11 februari 2022 op het bezwaar moeten beslissen. De termijn waarbinnen de heffingsambtenaar moet beslissen is daarom voorbij. Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar op 17 februari 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Op het verzoek van de griffier aan de heffingsambtenaar om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen, is – ook na een aangetekend herhaald verzoek – geen reactie ontvangen.
Omdat de heffingsambtenaar kennelijk nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de heffingsambtenaar dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
De rechtbank bepaalt dat de heffingsambtenaar een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Belanghebbende heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. Dat staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
De heffingsambtenaar heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. Gelet op de ingebrekestelling van 17 februari 2022 is de heffingsambtenaar inmiddels de maximale dwangsom verschuldigd van € 1.442,-.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt belanghebbende een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De heffingsambtenaar moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 379,50. De rechtbank is van oordeel dat de zaak van licht gewicht is, nu deze slechts gaat over de vraag of niet tijdig is beslist en, samenhangend, een dwangsom is verschuldigd [1] .
Belanghebbende heeft om een immateriëleschadevergoeding verzocht. De rechtbank wijst dit verzoek af nu de redelijke termijn voor deze beroepsprocedure over het niet tijdig beslissen niet is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de heffingsambtenaar op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een uitspraak op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door de heffingsambtenaar te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 379,50;
- wijst het verzoek om immateriëleschadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vgl. ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, onderdeel 1.2.3. van de bijlage.