In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, dat zijn bezwaar tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het primaire besluit, genomen op 24 september 2020, kende eiser een maatwerkvoorziening toe op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor het aanpassen van zijn woning. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 20 oktober 2021, waarin het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft op 16 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij eisers gemachtigde en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank verwijst naar de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat als een bestuursorgaan ondanks een niet-tijdig ingediend bezwaar toch een inhoudelijk besluit neemt, de rechtszekerheid van de belanghebbende vereist dat hem niet wordt tegengeworpen dat het bezwaar niet tijdig was. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiser gericht was tegen de hoogte van de vastgestelde kostprijs van de toegekende maatwerkvoorziening en dat het college dit bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1518,-, en dient het college het griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.