ECLI:NL:RBZWB:2022:3891

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
BRE 20/10061 en 20/10062
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen belastingaanslagen en belastingrente door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van 15 juli 2022 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van een belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn gericht tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, alsmede de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor hetzelfde jaar. De rechtbank heeft de beroepen op 23 juni 2022 behandeld, waarbij partijen ter zitting een compromis hebben bereikt. Dit compromis houdt in dat de inkomsten uit een vennootschap onder firma (VOF) voor het jaar 2017 worden gekwalificeerd als resultaat uit overige werkzaamheden, vastgesteld op € 7.500.

Als gevolg van dit compromis heeft de rechtbank de aanslag IB/PVV 2017 verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.268, na verrekening van een verlies uit het voorgaande jaar. De aanslag Zvw 2017 is eveneens verminderd tot een bijdrage-inkomen van € 7.500. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.300, en heeft tevens het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 vergoed.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de aanslagen verminderd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/10061 en 20/10062
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur van 31 oktober 2020 op de bezwaren van belanghebbende tegen:
  • de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer 1]);
  • de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2017, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer 2]).
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 juni 2022, gelijktijdig met de beroepen met zaaknummers 20/10058, 20/10059, 20/10060, 20/10063, 20/10064 en 20/10065, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, [echtgenoot van belanghebbende] (de echtgenoot van belanghebbende), de gemachtigde van belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2].

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat de inkomsten uit [naam VOF] voor het jaar 2017 kwalificeren als resultaat uit overige werkzaamheden en moeten worden vastgesteld op € 7.500. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.2.
Als gevolg van het compromis wordt de aanslag IB/PVV 2017 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.268 (het resultaat uit overige werkzaamheid van € 7.500 verminderd met een te verrekenen verlies uit het voorgaande jaar van € 2.232) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 217. De aanslag Zvw 2017 wordt als gevolg van het compromis verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 7.500. De bij de aanslagen in rekening gebrachte belastingrente wordt overeenkomstig het voorgaande verminderd.
2.3.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van de bezwaren en de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.4.
Bij het vaststellen van de te vergoeden kosten op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) acht de rechtbank de zaken van belanghebbende, [naam] (zaaknummers 20/10058, 20/10059 en 20/10060) en [echtgenoot van belanghebbende] (zaaknummers 20/10063, 20/10064 en 20/10065) samenhangend in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit. Deze zaken zijn immers (nagenoeg) gelijktijdig door de inspecteur en door de rechtbank behandeld, waarbij geen specifiek onderscheid is gemaakt tussen belanghebbende, [naam] en [echtgenoot van belanghebbende], en de werkzaamheden van de gemachtigde konden in elk van deze zaken (nagenoeg) identiek zijn. De rechtbank zal om die reden de toegekende proceskostenvergoeding evenredig over belanghebbende, [naam] en [echtgenoot van belanghebbende] verdelen.
2.5.
De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op de voet van het Besluit vast op € 3.900 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 541, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759, een wegingsfactor 1, en een factor 1,5 voor samenhang). Aan belanghebbende wordt dus een proceskostenvergoeding toegekend van € 1.300 (1/3 x € 3.900). Ook krijgt belanghebbende het door haar betaalde griffierecht van € 49 vergoed.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.268 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 217 en vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de aanslag Zvw tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 7.500 en vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.300;
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, voorzitter, en mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. drs. M.H. van Schaik, leden, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier op 15 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.