ECLI:NL:RBZWB:2022:3858
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en kostenvergoeding bezwaarfase
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd, maar verklaarde het bezwaar van belanghebbende gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag. Echter, belanghebbende ontving geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase, wat de aanleiding vormde voor het beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende bij haar aangiften is uitgegaan van de juiste CO2-uitstoot voor de geregistreerde voertuigen. De naheffingsaanslag was gebaseerd op onjuiste gegevens van de RDW, die later zijn gecorrigeerd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur ten onrechte geen kostenvergoeding heeft toegekend, aangezien de onjuiste registratie van de CO2-uitstoot voor rekening van de inspecteur komt. De rechtbank verwijst naar een arrest van de Hoge Raad om haar oordeel te onderbouwen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen gegrond en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden. De totale vergoeding bedraagt € 1.028,-, inclusief kosten voor het indienen van een bezwaarschrift en beroepschrift. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.