Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres, werkzaam als rayonleidster, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 14 januari 2020, waarin de loondoorbetalingsverplichting van haar werkgever niet werd verlengd. Eiseres was sinds 1 juli 2016 in dienst en was op 3 april 2017 uitgevallen door fysieke en psychische klachten. Het UWV had haar een WIA-uitkering toegekend, maar de re-integratie-inspanningen van de werkgever werden als voldoende beoordeeld, wat leidde tot de weigering van een loonsanctie.
De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Eiseres stelde dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht en dat de loonsanctie ten onrechte niet was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen had voldaan. De rechtbank wees erop dat er sprake was van een arbeidsconflict en dat de werkgever maatregelen had genomen, zoals mediation en een loonstop, om de re-integratie te bevorderen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat er geen reden was om te twijfelen aan de beoordeling van het UWV. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 7 juli 2022, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.