ECLI:NL:RBZWB:2022:3768

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3245 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening inzake sluiting woning door burgemeester wegens drugshandel

Op 8 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een besluit van de burgemeester van Waalwijk. Dit besluit betrof de sluiting van hun woning voor de duur van een maand, met ingang van 5 juli 2022, naar aanleiding van de vondst van drugs en wapens in de woning. Verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. D. Marcus, voerden aan dat de sluiting buitenproportioneel was, gezien de medische situatie van verzoekster en haar dochter, en dat er geen bewijs was dat de aangetroffen drugs daadwerkelijk in de woning werden verhandeld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheid cocaïne en andere drugsgerelateerde voorwerpen. De rechter benadrukte dat de sluiting een geschikt middel is om de openbare orde te herstellen en dat de burgemeester een belangenafweging had gemaakt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting niet onevenredig was in verhouding tot de te dienen doelen, ondanks de impact op verzoekers.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar de voorzieningenrechter verlengde de begunstigingstermijn tot 15 juli 2022, zodat verzoekster de gelegenheid had om vervangende woonruimte te zoeken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3245 OPIUMW VV

uitspraak van 8 juli 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] (verzoeker) en [verzoekster] (verzoekster), te [woonplaats] , verzoekers,

gemachtigde: mr. D. Marcus,
en

de burgemeester van de gemeente Waalwijk, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 juni 2022 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van de woning aan [adres] , voor de duur van een maand met ingang van 5 juli 2022. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft toegezegd de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten voordat tot sluiting wordt overgegaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 juli 2022. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk Pools. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Verzoekers zijn eigenaar van de woning en schuur aan [adres] .
Op 4 mei 2022 heeft er een doorzoeking van de woning en schuur plaatsgevonden. De politie heeft 68,21 gram bakpoeder, een vuurwapen, een patroonhouder, zestien kogelpatronen, pepperspray, 3,88 gram cocaïne en 74,06 gram Citric aangetroffen.
Bij brief van 31 mei 2022 heeft de burgemeester aan verzoekers medegedeeld voornemens te zijn de woning en bijgebouw met bijbehorend erf aan [adres] te sluiten voor een periode van zes maanden.
Verzoekster heeft een zienswijze ingediend.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet gelast de woning aan [adres] met ingang van 5 juli 2022 te sluiten en gedurende een maand gesloten te houden, op straffe van toepassing van bestuursdwang.
2. Verzoekers hebben, samengevat, aangevoerd dat de noodzaak tot sluiting ontbreekt. In het besluit van de burgemeester wordt niet gespecificeerd waar de goederen zijn aangetroffen, waardoor niet kan worden geoordeeld of toezicht redelijkerwijs uitgeoefend kon worden. Ook blijkt niet uit het besluit waar of waarin de goederen zijn aangetroffen. De goederen waarvan wordt vermoed dat zij zijn gebruikt in het kader van drugshandel zijn bijna twee maanden geleden ontdekt en verzoeker verblijft sindsdien in voorarrest. Voor de omwonenden is al duidelijk dat er wordt opgetreden. Verzoekers benadrukken niets met de aangetroffen drugs te maken te hebben. De sluitingsmaatregel is buitenproportioneel gezien de medische situatie van verzoekster en haar dochter. Als gevolg van de sluiting raken verzoekster en haar dochter dakloos en verzoeker ook wanneer hij in vrijheid wordt gesteld. Er is sprake van problemen op meerdere gebieden: medisch, financieel en strafrechtelijk. In ogenschouw moet worden genomen dat in ieder geval verzoekster geen verwijt kan worden gemaakt van de vermeende overtreding.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit te schorsen dan wel de begunstigingstermijn te verlengen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
5.
Bevoegdheid van de burgemeester
5.1
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
5.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning 3,88 gram cocaïne is aangetroffen. Cocaïne is een middel als bedoeld in lijst I. De burgemeester mocht er gelet op die hoeveelheden vanuit gaan dat de aangetroffen drugs bestemd was voor drugshandel. Dat verzoekster ontkent iets met de aangetroffen drugs te maken te hebben, maakt die conclusie niet anders. Voor het opleggen van de last hoeft de burgemeester niet aan te tonen dat verzoekster een persoonlijk verwijt valt te maken. [2] De bestuursrechtelijke bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning staat ook los van een eventuele strafrechtelijke procedure. [3]
6.
Toepassing van de bevoegdheid
6.1
Artikel 13b van de Opiumwet voorziet niet in een verplichting om een last onder bestuursdwang op te leggen in een situatie, zoals beschreven in het artikel, maar in de mogelijkheid daartoe. Het is een discretionaire bevoegdheid en de burgemeester dient een belangenafweging te maken, om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij van de bevoegdheid gebruik maakt. Ter uitvoering van die bevoegdheid, heeft de burgemeester de Beleidsregels voor de toepassing van een last onder
bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel
13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019) (hierna: beleidsregels) vastgesteld.
6.2
De burgemeester heeft de woning in overeenstemming met dit beleid gesloten voor de duur van zes maanden. In de door verzoekster in de zienswijze geschetste omstandigheden heeft de burgemeester aanleiding gezien de periode van sluiting te verkorten naar een maand.
6.3
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) neergelegde recht kan vormen – dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. [4]
6.4
Gebleken is dat de burgemeester de toepassing van zijn sluitingsbevoegdheid niet alleen heeft gemotiveerd met een verwijzing naar zijn beleid, maar ook met een belangenafweging op grond van de omstandigheden van het geval. De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hier sprake is van een “ernstig geval” op basis waarvan tot sluiting van de woning is besloten. De voorzieningenrechter neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [5] en het meer specifieke toetsingskader - zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling [6] - in acht. Verzoekers hebben ook een beroep gedaan op deze uitspraken. De voorzieningenrechter zal bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, zoals neergelegd in voormelde uitspraken van de Afdeling.
Geschiktheid
6.5
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van een woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het (verder) voorkomen van de aanwezigheid van drugs in de woning en de overlast die dat met zich brengt.
Noodzaak van de sluiting
6.6
In de eerste plaats dient aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [7]
In verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [8] Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. [9] Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens. [10]
6.7
Vanwege de aangetroffen hoeveelheid van 3,88 gram cocaïne heeft de burgemeester besloten tot sluiting van de woning over te gaan. De burgemeester heeft in het bestreden besluit aangegeven dat ook versnijdingsmiddelen en een wapen zijn aangetroffen. Het aantreffen van deze voorwerpen duidt op drugshandel. De politie heeft verklaard dat er daadwerkelijk handel plaats vond vanaf het adres [adres] . Ook is het perceel gelegen in een omgeving die gevoelig is voor drugscriminaliteit. Volgens de burgemeester is er sprake van een ernstig geval en bestaat de noodzaak om de woning en schuur te sluiten ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Door de sluiting wordt de drugshandel tegengegaan, wordt de bekendheid van het pand in het criminele circuit en/of drugscircuit definitief doorbroken. Verder wordt de loop van handelaren en/of gebruikers naar het pand doorbroken evenals de verstoring van de openbare orde die met de aan- en afvoer van drugs gepaard gaat. Daarnaast wil de burgemeester ook een signaal afgeven aan de buurtbewoners dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit, vooral ook omdat de woning met twee andere woningen in dezelfde straat een schakel vormt in de drugshandel. Tevens is voor de burgemeester van belang dat wordt verhinderd dat het pand (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de drugshandel en om drugsgerelateerde overlast rondom het betreffende pand te voorkomen. Daarnaast wordt door de sluiting eveneens een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden.
6.8
Gelet op wat in 6.7 is overwogen, heeft de burgemeester niet kunnen en moeten volstaan met een minder ingrijpend middel dan sluiting van de woning. Dat, zoals verzoekers hebben aangevoerd, nog geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling van verzoeker, acht de voorzieningenrechter in dit verband niet relevant, nu de maatregel van sluiting gericht is op de woning en niet op verzoeker(s). Evenmin hecht de voorzieningenrechter waarde aan de omstandigheid dat de woning aan [adres 2] -ondanks dat in die woning eveneens drugs is aangetroffen- door de burgemeester niet wordt gesloten. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat in die woning een hoeveelheid softdrugs is gevonden. Verder woont in die woning een gezin met zeer jonge kinderen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het gelet op deze toelichting hier niet om gelijke gevallen.
Evenwichtigheid van de maatregel
6.9
In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling of de sluiting voldoende is afgestemd op de concrete situatie, verschillende omstandigheden van belang zijn zoals de mate van verwijtbaarheid. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Een (hoofd)bewoner kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Wel wordt van de (hoofd)bewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er wel grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht van de ene bewoner op de andere, mede afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de (hoofd)bewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt.
De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van de burgemeester dat verzoekster redelijkerwijs op de hoogte had kunnen en moeten zijn van de aanwezigheid van drugs en een wapen in haar woning en schuur. Ter zitting is verklaard dat zowel verzoeker als verzoekster toegang hadden tot de schuur waar de cocaïne is gevonden en verzoekers werkkamer waar het wapen is aangetroffen.
6.1
In de overzichtsuitspraak is verder overwogen dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling voegt daaraan toe dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat verzoekers eigenaren zijn van de woning en dat terugkeer naar de woning na een maand sluiting gegarandeerd is. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij niet beschikt over de financiële middelen om de kosten van vervangende woonruimte voor een maand te voldoen. De voorzieningenrechter overweegt dat het inherent aan sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten en dat dit financiële gevolgen heeft. Dit vormt voor de voorzieningenrechter dan ook geen reden om de sluiting in dit geval onevenredig te achten. Evenmin ziet de voorzieningenrechter in aangevoerde medische klachten van verzoekster aanleiding om te bepalen dat de sluiting onevenredig is. Uit de verklaring ter zitting van verzoekster volgt voor de voorzieningenrechter dat verzoekster vanwege haar medische klachten in de toekomst mogelijk gebonden zal zijn aan de woning, maar dat daar de komende maanden in ieder geval nog geen sprake van is.
6.11
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [11] is de aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van een sluiting moet afzien. Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het EVRM wel van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen. In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. De burgemeester dient zich echter te informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen.
De burgemeester is ervan op de hoogte dat er problemen zijn rondom de dochter van verzoekster. De voorzieningenrechter stelt vast dat hij deze problemen heeft meegewogen in de besluitvorming. Uit de brief van Veilig Thuis van 31 mei 2022 blijkt van (psychische) problemen van verzoeksters dochter. De voorzieningenrechter maakt uit de door verzoekster overgelegde stukken echter niet op dat haar dochter vanwege deze problemen gebonden is aan de woning. Daar komt bij dat de burgemeester ter zitting heeft verklaard dat, mocht verzoekster zelf geen tijdelijke woonruimte kunnen vinden, verzoekster en haar dochter zich bij Traverse in Tilburg kunnen melden. Namens de burgemeester is contact gezocht met Traverse. Volgens de burgemeester heeft Traverse toegezegd dat een gezin altijd gebruik kan maken van een familiekamer en dan ook nimmer op straat zal worden gezet. De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanwezigheid van een minderjarig kind in de woning niet maakt dat van sluiting van de woning diende te worden afgezien. Dat het betekent dat verzoekster en haar dochter tijdelijk de gemeente Waalwijk moeten verlaten, als zij bij Traverse verblijven, is geen omstandigheid die van doorslaggevend belang moet worden geacht. Het is een tijdelijk ongemak, die een maand zal duren.
De voorzieningenrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de voor verzoekster en haar dochter nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De burgemeester heeft, zo volgt uit het bestreden besluit, uitdrukkelijk rekening gehouden met de door verzoekers naar voren gebrachte omstandigheden, en de sluiting beperkt tot een maand. Alhoewel de voorzieningenrechter (voor)ziet dat sluiting grote impact op de dochter zal hebben, volgt zij de burgemeester in diens standpunt dat wonen in een drugspand dat eveneens heeft.
7.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd. De begunstigingstermijn is op dit moment verlengd tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter. Aangezien het bestreden besluit niet wordt geschorst, betekent dit dat de woning en schuur aan [adres] op de dag van deze uitspraak direct gesloten zouden moeten worden. Teneinde verzoekster de gelegenheid te bieden vervangende woonruimte te zoeken, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot één week na deze uitspraak. Dit betekent dat de woning en schuur niet eerder mogen worden gesloten dan op vrijdag 15 juli 2022 om 14.00 uur.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat de begunstigingstermijn van het bestreden besluit wordt verlengd tot vrijdag 15 juli 2022 14.00 uur.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 8 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1, eerste lid
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Cocaïne wordt genoemd in lijst I
Artikel 13b, eerste lid
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Beleid
De burgemeester voert ten aanzien van de aan hem toegekende bevoegdheid als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet een beleid dat is neergelegd in de Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019).
Als er een handelshoeveelheid drugs van lijst I in de woning wordt aangetroffen, wordt ingevolge dit beleid de woning voor 3 maanden gesloten.
Bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden waardoor een langere sluitingstermijn wordt gehanteerd.
De gemeente Waalwijk hanteert dan een sluitingstermijn die in de handhavingsmatrix bij de eerstvolgende overtreding toegepast zou worden.
Bijvoorbeeld: betreft het een eerste overtreding maar zijn er verzwarende omstandigheden dan wordt de overtreding behandeld als een tweede overtreding. Betreft het een tweede overtreding dan wordt de overtreding behandeld als een derde overtreding, enzovoort.
De belangrijkste feiten en omstandigheden die aangemerkt worden als verzwarende omstandigheden zoals hiervoor bedoeld, zijn (niet-limitatief):
- er is sprake van geweldsdelicten of andere openbare orde delicten;
- er is sprake van verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en Munitie;
- er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/eigenaar/eigenaren /derden met antecedenten;
- er sprake is van de aanwezigheid van (niet gebruikelijke) (grote) som(men) (handels)geld;
- er is sprake van recidive daaronder in ieder geval inbegrepen eerdere overtredingen van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen op grond van artikel 13b Opiumwet;
- de mate van gevaarzetting en de risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving;
- de mate van overlast voor omwonenden en/of de omgeving;
- de aannemelijkheid dat naast de woning/lokaal en het bijbehorende erf, nog een of meer andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;
- er is - blijkens politiegegevens - een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband.