Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Op deze zitting zijn met instemming van partijen gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaak met nummers 20/6451 tot en met 20/6454, 20/6490 en 20/6491.
2.Feiten
3.Geschil
III. Heeft belanghebbende in de jaren 2012 tot en met 2014 loon uit dienstbetrekking genoten van [Sàrl 1] ?
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten en griffierecht
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond, voor zover het betreft de navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 en 2013, de navorderingsaanslag Zvw 2012 en de desbetreffende belastingrentebeschikkingen;
- vernietigt de desbetreffende uitspraken op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 tot een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 44.282 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- vermindert de navorderingsaanslag Zvw 2012 tot een navorderingsaanslag naar een bijdrage-inkomen van € 44.282 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 tot een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 55.516 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van, in totaal, € 96 aan deze vergoedt; en
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.138,50.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: