In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 1 juli 2022, staat de herziening van de Wajong-uitkering van eiseres centraal. Eiseres, die sinds 30 november 2002 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft in de periode van 9 september 2019 tot en met 26 januari 2020 gewerkt bij een uitzendbedrijf, maar heeft haar inkomsten niet gemeld bij het UWV. Het UWV heeft haar daarom een terugvordering opgelegd van in totaal € 1.087,51, alsook een boete van € 470,20. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV, maar haar beroep is ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar inkomsten uit arbeid. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is om de Wajong-uitkering te herzien en terug te vorderen indien er sprake is van onterecht ontvangen uitkering. Eiseres heeft aangevoerd dat haar werkzaamheden therapeutisch waren en dat de inkomsten slechts haar onkosten dekte, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant is voor de verplichting om inkomsten te melden. De rechtbank bevestigt dat het UWV terecht de Wajong-uitkering en de toeslag heeft herzien en de terugvordering heeft opgelegd. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en dat de boete terecht is opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor uitkeringsgerechtigden om wijzigingen in hun financiële situatie tijdig te melden aan het UWV.