ECLI:NL:RBZWB:2022:3393

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2488 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stellen aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet

Op 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar maakte tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. Dit besluit, genomen op 14 april 2022, hield in dat de aanvraag van verzoeker voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet buiten behandeling werd gesteld. Verzoeker had op 30 maart 2022 een aanvraag ingediend, maar voldeed niet aan de verzoeken van Orionis om aanvullende informatie te verstrekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag en dat verzoeker niet tijdig had voldaan aan de verzoeken van Orionis. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing om een aanvraag buiten behandeling te stellen een voorlopig oordeel is en dat verzoeker de mogelijkheid heeft om de benodigde gegevens alsnog te overleggen in een eventuele nieuwe aanvraag. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar stand zal houden. Er werd geen griffierecht geheven, gezien de financiële situatie van verzoeker, die eerder vrijstelling had gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2488 PW VV

uitspraak van 23 juni 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 april 2022 (bestreden besluit) van Orionis over het buiten behandeling stellen van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Verzoeker heeft zich op 30 maart 2022 gemeld bij Orionis om een bijstandsuitkering aan te vragen.
Bij brief van 30 maart 2022 heeft Orionis verzoeker gevraagd om de daarin genoemde stukken vóór 13 april 2022 bij Orionis in te leveren.
Verzoeker heeft de gevraagde gegevens niet aangeleverd. Bij het bestreden besluit is verzoekers aanvraag daarom op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling gesteld.
2.
Standpunt verzoeker
Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat hij de vragen heeft beantwoord en deze antwoorden op 12 april 2022 persoonlijk aan Orionis heeft overhandigd. Op 13 april 2022 zou verzoeker per e-mail en internetportaal Orionis nadere informatie hebben verstrekt. Ten aanzien van het Paypal-account geldt dat daarop geen geld wordt gestort, maar dat door Paypal getracht wordt geld te innen van de SNS-bankrekening van verzoeker. Of verzoeker al dan niet in een voertuig slaapt, doet niet ter zake. Verzoeker heeft de status van persoon zonder vaste verblijfplaats, een dakloze dus. Waar daklozen zich ophouden, is geen taak van Orionis volgens verzoeker.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om hem een bijstandsuitkering toe te kennen.
3.
Toetsingskader voorzieningenrechter
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Wettelijk kader
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
5.
Overwegingen
5.1
Griffierecht
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat geen griffierecht is geheven. Verzoeker heeft in eerdere voorlopige voorzieningenprocedures (zaaknummers 21/3214, 21/3346 en 21/4001) verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Die verzoeken zijn bij de uitspraken van 26 augustus 2021 en 18 oktober 2021 ingewilligd. Verzoeker heeft gesteld dat zijn financiële situatie sindsdien niet is gewijzigd. Door de rechtbank wordt dan ook aangenomen dat verzoeker ook nu niet in staat is tot het betalen van griffierecht. Het verzoek om een voorlopige voorziening kan dan ook inhoudelijk worden beoordeeld.
5.2
Bestreden besluit
De voorzieningenrechter dient te beoordelen of Orionis de bijstandsaanvraag van verzoeker buiten behandeling heeft kunnen stellen.
Bij brief van 30 maart 2022 heeft Orionis verzoeker gevraagd om vóór 13 april 2022 de volgende stukken aan te leveren:
- een transactieoverzicht van verzoekers Paypal-account over de periode van juli 2021 tot en met maart 2022;
- de adressen van antikraakpanden en het kenteken van de auto waarin verzoeker verblijft;
- een verklaring van wie de auto is en wat verzoekers relatie tot die persoon is;
- een verklaring wat er met de auto die verzoeker in december 2021 nog in zijn bezit had is gebeurd;
- een schuldenoverzicht in het geval verzoeker schulden heeft.
In de brief is vermeld dat als de gegevens te laat, niet volledig of niet juist zijn, de aanvraag niet in behandeling kan worden genomen.
Op basis van de gedingstukken stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoeker de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft ingeleverd. Weliswaar heeft verzoeker op 12 april 2022 een papier met als opschrift “ANTWOORDEN” ingeleverd, maar daarmee is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet voldaan aan het verzoek van Orionis. Zo ontbreekt een transactieoverzicht van Paypal en heeft verzoeker ook geen verklaring afgelegd over de auto waarin hij stelt te slapen.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de door Orionis gevraagde gegevens van belang zijn voor de beoordeling van verzoekers recht op bijstand.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1738) is de financiële situatie van de aanvrager een essentieel gegeven voor de beoordeling of hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens, zoals bankafschriften, over te leggen. Het bestuursorgaan mag bovendien inzage vragen in de bankafschriften over een periode verder in het verleden dan drie maanden, als op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of de volledigheid van de door een belanghebbende over zijn financiële situatie verstrekte inlichtingen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1681).
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Orionis zich terecht op het standpunt gesteld dat de gevraagde gegevens van belang waren voor het vaststellen van verzoekers recht op bijstand. Daarbij geldt onder meer dat op bij een eerdere bijstandsaanvraag door verzoeker overgelegde bankafschriften een bijschrijving van een Paypal-rekening is te zien, zodat Orionis ook heeft kunnen verzoeken om nadere gegevens over die rekening. Verzoeker had dan ook een transactieoverzicht van zijn Paypal-account moeten verstrekken aan Orionis. Dat, zoals verzoeker stelt, daar geen gelden op zouden staan, maakt het voorgaande niet anders.
Aan de door verzoeker nadat het bestreden besluit is genomen nog overgelegde bescheiden kan de voorzieningenrechter geen betekenis toekennen. Uit vaste rechtspraak van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:289) volgt namelijk dat de aard en inhoud van een primair besluit tot het buiten behandeling laten van een aanvraag maakt dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens die na dat besluit zijn verstrekt. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien aannemelijk is dat een betrokkene redelijkerwijs niet in staat is geweest om de gegevens binnen de gegeven termijn te verstrekken. Daarvan is echter niet gebleken. Verzoeker heeft enkel gesteld dat Orionis de gevraagde gegevens niet had mogen vragen. Verzoeker kan de in de bezwaarfase alsnog overgelegde gegevens overleggen bij een eventuele nieuwe aanvraag.
6.
Conclusie
Gelet op het voorgaande was Orionis naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bevoegd om verzoekers aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buiten behandeling te laten. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat het bestreden besluit in bezwaar stand zal houden. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.