ECLI:NL:CRVB:2018:289
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling aanvraag om bijstand wegens niet tijdig verstrekken van gevraagde gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de aanvraag van appellante om bijstand op grond van de Participatiewet niet in behandeling is genomen. Appellante, die eerder een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, diende op 18 februari 2015 een aanvraag in voor aanvullende bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam verzocht appellante om bepaalde gegevens, waaronder bankafschriften, tijdig aan te leveren. Ondanks herhaalde verzoeken heeft appellante niet alle gevraagde documenten binnen de gestelde termijnen ingeleverd. Het college besloot daarop de aanvraag niet in behandeling te nemen en het verleende voorschot terug te vorderen.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het onduidelijk was binnen welke termijn zij de ontbrekende stukken moest aanleveren en betwist dat er een telefonische afspraak was gemaakt over een verlenging van de termijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellante niet tijdig de benodigde informatie heeft verstrekt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond voor een veroordeling tot schadevergoeding bestaat. De uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, met A. Mansourova als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.