In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiseres had ondersteuning aangevraagd op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) en ontving Tozo 1, 2 en 3 uitkeringen. Het college heeft echter op 7 juli 2021 besloten deze uitkeringen in te trekken en een bedrag van € 5.004,85 terug te vorderen, omdat eiseres langer dan de toegestane 28 dagen in het buitenland had verbleven. Na bezwaar van eiseres heeft het college het terugvorderingsbedrag verlaagd naar € 4.549,55 en later naar € 4.119,98.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij aanvoert dat de berekening van het terugvorderingsbedrag onnavolgbaar is en dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de voorwaarden voor de Tozo. De rechtbank heeft op 22 april 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van zeer dringende redenen om af te wijken van de regels omtrent verblijf in het buitenland. De rechtbank stelt vast dat eiseres gedurende haar Tozo-uitkeringen langer dan 28 dagen in het buitenland heeft verbleven, wat leidt tot uitsluiting van het recht op bijstand.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk, omdat dit besluit is vervangen door het bestreden besluit II. Het beroep tegen het bestreden besluit II wordt ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten de Tozo-uitkering in te trekken en het terugvorderingsbedrag vast te stellen. Eiseres krijgt een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht wordt vergoed.