In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om nadeelcompensatie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. Eiser had op 24 maart 2020 een verzoek ingediend tot compensatie van de waardevermindering van zijn woning aan de [adres 1] 12 te [plaatsnaam] als gevolg van een verkeersbesluit dat op 18 april 2018 was genomen. Dit besluit betrof de aanleg van twee bushaltes in de [adres 1]. Het college heeft het verzoek afgewezen op basis van een advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ), die concludeerde dat eiser ten tijde van de aankoop van de woning het risico op schade had aanvaard vanwege de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak.
De rechtbank heeft op 6 mei 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar het college niet. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat de inspraaknotitie onjuist was gepubliceerd en dat hij niet had kunnen verwachten dat er een bushalte in de nabijheid van zijn woning zou komen. De rechtbank oordeelt dat de bekendmaking van de inspraaknotitie op 3 augustus 2016 voldoende was en dat eiser rekening had moeten houden met de mogelijkheid van een nadelige wijziging van zijn woonomgeving.
De rechtbank concludeert dat het college terecht het verzoek om nadeelcompensatie heeft afgewezen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.