4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aanleiding en aantreffen verdovende middelen
Naar aanleiding van een melding over het vermoeden van een hennepkwekerij in de woning van verdachtes zus, heeft de politie op 12 november 2020 die woning doorzocht. Daarbij werd ruim 3 kilogram amfetamine, circa 25 gram cocaïne, 507 gram hennep en ongeveer 82 gram hasjiesj aangetroffen en inbeslaggenomen. In de woning werden daarnaast diverse goederen, bestemd voor de productie van amfetamine, aangetroffen en inbeslaggenomen. Na indicatief onderzoek door de politie heeft het NFI onderzoek gedaan naar een deel van de aangetroffen hoeveelheden en geconcludeerd dat deze amfetamine dan wel cocaïne bevatten.
Verklaringen van verdachte
Op de dag van de doorzoeking is verdachte samen met zijn zus op het politiebureau verschenen. Hij heeft toen verklaard dat de aangetroffen verdovende middelen van hem waren en dat hij verder geen verklaring wilde afleggen buiten aanwezigheid van zijn advocaat. In het geplande verhoor op 16 april 2021 heeft verdachte verklaard zich dit niet meer te herinneren, dat hij toen emotioneel was en dat de drugs in de woning van hem noch van zijn zus zijn. Verder heeft verdachte zich in dat verhoor hoofdzakelijk op zijn zwijgrecht beroepen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op verzoek van een kennis tegen betaling van
€ 250,- gedurende een week op spullen van deze kennis moest passen. Deze spullen zou hij in de woning van verdachtes zus bewaren. Verdachte wist niet dat dit onder meer (soft- en hard-)drugs betrof. Daarom heeft hij in het geplande verhoor bij de politie verklaard dat de drugs niet van hem zijn. Samen met de kennis heeft verdachte de spullen in zijn Toyota Yaris naar de woning gebracht. Verdachte heeft de deur van de woning geopend en is daarna in de auto gaan wachten totdat de kennis weer terug kwam gelopen. De kennis heeft de spullen in een paar minuten naar binnen gebracht en daarna heeft verdachte de deur afgesloten. De kennis is hierna niet meer in de woning geweest. Verdachte heeft de woning in de dagen daarna en voor de doorzoeking nog wel een keer bezocht om uit te rusten, wat hij regelmatig deed. Hij heeft op dat moment niets gezien of geroken. Alleen hij en zijn zus hebben een sleutel van deze woning.
Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de productie of handel in harddrugs. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het opzettelijk aanwezig hebben
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben is vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de aangetroffen soft- en harddrugs en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
De bewoner van een naastgelegen woning heeft verklaard dat zij regelmatig een henneplucht rook die van de woning afkomstig was. Bij de doorzoeking van de woning werd na binnenkomst door een verbalisant meteen een duidelijke hennepgeur geroken. In een slaapkamer was de hennepgeur sterker en werd een bigshopper met zakken hennep aangetroffen. Verder zijn verdovende middelen achter de hoofdsteunen van de bank in de woonkamer aangetroffen, op de overloop in tassen, in een slaapkamerkast en in een nachtkast. Ook zijn meerdere weegschalen aangetroffen. In een andere slaapkamer en op zolder werden verschillende goederen voor het vervaardigen van amfetamine aangetroffen. Van de in de verschillende ruimtes aangetroffen goederen heeft de politie foto’s gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van verdovende middelen in de woning. De in en om de woning geroken hennepgeur, de hoeveelheid aangetroffen drugs en overige zichtbare, drugsgerelateerde goederen, die verspreid door de gehele woning lagen, en het feit dat verdachte in ieder geval enige tijd in de woning heeft verbleven terwijl deze goederen toen daar al lagen, maken dat de rechtbank van oordeel is dat hij wetenschap had van de drugs in de woning. Dat verdachte zegt dat hij deze drugs niet heeft zien liggen, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig, gelet op vorenstaande. Verdachte had ook beschikkingsmacht over deze drugs, nu hij een sleutel had van de woning en hij heeft verklaard dat hij ook nog in de woning geweest is toen de drugs er al lagen.
De rechtbank acht het overigens daarbij onaannemelijk dat de kennis, in de paar minuten dat hij binnen zou zijn geweest, de verdovende middelen en overige goederen door de hele woning moet hebben verspreid en kennelijk deels zou hebben opgeborgen, terwijl verdachte er maar een weekje op zou hebben hoeven passen. Zelfs indien verdachte in zijn verklaring zou worden gevolgd, dan had de wijze waarop de verdovende middelen volgens hem in de woning terecht zijn gekomen, tot argwaan moeten leiden. Door een week, tegen betaling, een aanzienlijke hoeveelheid hem onbekende goederen voor een kennis te bewaren, heeft verdachte sowieso bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zich inliet met drugsgerelateerde feiten.
De rechtbank concludeert op basis van de voorgaande feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, dat verdachte opzet maar in ieder geval voorwaardelijk opzet, heeft gehad op het voorhanden hebben van de verdovende middelen.
Conclusie ten aanzien van beide feiten
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder beide feiten genoemde verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad.