ECLI:NL:RBZWB:2022:3039

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
BRE-21_4558
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepschrift tegen uitspraak op bezwaar belasting van personenauto’s en motorrijwielen

Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21_4558, waarin belanghebbende, een onderneming gevestigd te [vestigingsplaats], beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Het beroep betreft de betalingen op aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). Tijdens de bezwaarfase is belanghebbende niet gehoord, wat niet in geschil is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, en vernietigt de uitspraak op bezwaar. Beide partijen hebben verzocht om de zaak terug te wijzen, wat de rechtbank zal honoreren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden, nu het beroep kennelijk gegrond is. Daarnaast heeft de rechtbank aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, waarbij de kosten voor juridische bijstand in de beroepsfase zijn vastgesteld op € 379,50. Dit bedrag is berekend op basis van het tarief in het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast omdat het gaat om een kennelijk gegrond beroep door de schending van de hoorplicht.

In de beslissing verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en draagt de inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten en moet hij het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 360 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/4558
uitspraak van 3 juni 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de betalingen op aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm).
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende tijdens de bezwaarfase niet is gehoord. Het beroep van belanghebbende is dan ook kennelijk gegrond. De uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd. Beide partijen hebben verzocht om de zaak terug te wijzen. De rechtbank zal dit doen.
Griffierecht
Nu het beroep kennelijk gegrond is, dient de inspecteur op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, aan belanghebbende het griffierecht te vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand in de beroepsfase vast op € 379,50. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759 [1] en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank heeft een wegingsfactor 0,5 gehanteerd omdat het gaat om een kennelijk gegrond beroep omdat de hoorplicht is geschonden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten ten bedrage van € 379,50
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 360 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 3 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752