Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
nietuitoefent. De situatie van een niet-ingezetene en die van een ingezetene zijn vergelijkbaar voor zover het de dividenden betreft. Daarbij past dan ook om in het kader van de drukvergelijking alleen rekening te houden met kosten die daarmee verband houden. Oftewel, zoals in het – door belanghebbende ingeroepen – arrest Brisal (punt 46) is overwogen: “onder bedrijfskosten die rechtstreeks verbonden zijn met de inkomsten die zijn verkregen in de lidstaat van uitoefening van de activiteit, moet worden verstaan
de wegens deze activiteit gemaakte kosten, die dus voor de uitoefening van deze activiteit noodzakelijk zijn” (
curs.Rb).
als zodanigniet meebrengt dat bij de drukvergelijking rekening moet worden gehouden met de door belanghebbende gestelde omstandigheid dat beleggingsresultaten, waaronder dividenden, (grotendeels) worden toegevoegd aan een technische voorziening. Nederland oefent immers zijn fiscale bevoegdheid alleen uit ter zake van het dividendinkomen en niet ter zake van de verzekeringsactiviteit. Zo belanghebbende anders betoogt, volgt de rechtbank belanghebbende daarin dus niet.
activiteitwaardoor de inkomsten zijn verworven en dat het van geval tot geval verschilt welke kosten dit zijn. [11]
gedeeltelijkniet worden belast, omdat het beleggingsresultaat dat een [bedrijf] behaalt met de ingelegde premies, waaronder dividenden, per saldo niet volledig als winst wordt belast omdat bij de winstbepaling van een [bedrijf] ook rekening wordt gehouden met het vormen van een voorziening voor toekomstige verzekeringsuitkeringen. Ook als dat betoog juist is, ziet de rechtbank tegen de achtergrond van wat in 4.7.2 en 4.7.3 is overwogen echter geen aanleiding om de reikwijdte van het arrest Commissie/Finland uit te breiden naar zo’n situatie. Dat zou immers te zeer op gespannen voet staan met de omstandigheid dat Nederland – in het kader van de dividendbelasting – ter zake van niet-ingezeten verzekeringsmaatschappijen zijn fiscale bevoegdheid alleen uitoefent ter zake van dividenden en niet ter zake van (inkomen uit) verzekeringsactiviteiten.
de voorwaardezijn voor de uitgaven voor de voorzieningen” (punt 79;
curs.Rb). Dat de voorziening voor verzekeringsuitkeringen een rechtstreeks gevolg is van ontvangen dividenden kan in deze zaak niet als uitgangspunt worden genomen. Partijen zijn het niet eens over hoe een technische voorziening werkt bij verzekeraars, met name ook niet op het punt van de verwerking van beleggingsresultaten. Belanghebbende heeft ter zitting bevestigd dat haar visie is dat de omvang van de technische voorziening gelijk is aan het verschil tussen het saldo van de contante waarde van de (toekomstige) verzekeringsuitkeringen en de contante waarde van alle (toekomstige) verzekeringspremies. [14] Ook als daarvan wordt uitgegaan, kan niet worden gezegd dat er een directe samenhang is tussen de voorziening en de dividendontvangsten, gelet op de twee elementen die – volgens belanghebbende – de omvang van een voorziening bepalen. Ontvangen dividenden hebben immers als zodanig geen invloed op die elementen en daarmee evenmin op de omvang van de voorziening. Aan de conclusie dat er geen sprake is van een directe samenhang, doet niet af dat de rechtbank – met belanghebbende – ervan uitgaat dat het beleggingsresultaat niet volledig als winst wordt belast gelet op de te vormen voorziening. Dat betekent immers nog niet dat sprake is van een directe samenhang tussen een bepaald dividend en de (te vormen) voorziening.
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: