Uitspraak
2.De verzoeken
3.De nadere beoordeling
(…)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De man had verzocht om de huwelijkse voorwaarden nietig te verklaren, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij niet is geslaagd in de bewijsopdracht die hem was opgelegd. De man had moeten aantonen dat hij psychisch instabiel was op het moment van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden, maar hij heeft afgezien van verdere bewijslevering. Hierdoor blijven de huwelijkse voorwaarden in stand, waarin een algehele gemeenschap van goederen is afgesproken.
De rechtbank heeft vervolgens de verzoeken van beide partijen beoordeeld. De man had onder andere verzocht om de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 4] aan hem toe te delen, maar dit verzoek is afgewezen omdat de woning inmiddels was verkocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man recht heeft op de helft van de verkoopopbrengst van de woning, die in depot bij de notaris is gehouden. Daarnaast heeft de rechtbank de vrouw veroordeeld tot afgifte van bepaalde inboedelgoederen aan de man en heeft zij de man veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de vrouw in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
De rechtbank heeft ook de verzoeken van de man om gebruiksvergoeding en vergoeding van hypotheeklasten afgewezen, omdat deze verzoeken niet in overeenstemming waren met de verplichtingen die echtgenoten elkaar tijdens het huwelijk hebben. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.