ECLI:NL:RBZWB:2022:2907

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6318
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en toegenomen beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2022, werd het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een Wajong-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard. Eiser, geboren op 16 augustus 1997, heeft een geschiedenis van ADHD, PDD-NOS en een lichte verstandelijke beperking. Het UWV had eerder, op 15 december 2015, vastgesteld dat eiser over arbeidsvermogen beschikte, maar dat hij intensieve begeleiding nodig had. Eiser had in 2019 opnieuw een beoordeling aangevraagd, maar het UWV weigerde deze aanvraag omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beoordeling konden ondermijnen.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat er geen nieuwe medische informatie was die aanleiding gaf om de eerdere beoordeling te herzien. Eiser had weliswaar nieuwe gegevens overgelegd, maar deze betroffen feiten die na de eerdere beoordeling waren ontstaan en waren niet relevant voor de beoordeling van zijn arbeidsvermogen op zijn 18e verjaardag. De rechtbank benadrukte dat de omstandigheden waaronder eiser had gewerkt, van belang waren voor zijn functioneren, maar dat de eerdere beoordeling van zijn arbeidsvermogen niet onjuist was gebleken.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om het besluit van het UWV te herzien en dat eiser niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6318 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. A.T. Meijhuis,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 18 september 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd eiser een uitkering toe te kennen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
In het besluit van 15 april 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 maart 2022.
Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Namens het UWV is mr. A.P.J. Mijs verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten.
Eiser, geboren op 16 augustus 1997, is bekend met ADHD, PDD-NOS en een zeer lichte verstandelijke beperking. Eiser heeft op 6 juli 2015 een beoordeling arbeidsvermogen gevraagd. Bij besluit van 15 december 2015 heeft het UWV geweigerd eiser een Wajong-uitkering toe te kennen omdat hij over arbeidsvermogen beschikt. Dit besluit is in rechte vast komen te staan. Bij afzonderlijk besluit van 15 december 2015 heeft het UWV eiser een indicatie banenafspraak toegekend. Van 1 december 2017 tot en met 1 maart 2019 heeft eiser als medewerker bloemenzaak gewerkt gedurende 24 uur per week in het bedrijf van zijn toenmalige stiefvader. Eiser heeft zich op 18 februari 2019 ziekgemeld en is vervolgens ziek uit dienst gegaan.
Op 1 juli 2019 heeft eiser opnieuw een beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd. Dit verzoek van eiser is door het UWV opgevat als een verzoek om terug te komen op het besluit van 15 december 2015.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eisers aanvraag afgewezen op de grond dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
Tijdens de bezwaarprocedure is het UWV duidelijk geworden dat eiser ook heeft verzocht om hem een Wajong-uitkering toe te kennen wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft dat verzoek vervolgens beoordeeld.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser ontvangt inmiddels sinds 15 februari 2021 van het UWV een IVA-uitkering.
2.
Het bestreden besluit.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat er geen reden is terug te komen op het besluit van 15 december 2015 omdat uit de thans aanwezige gegevens geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren komen die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van de eerder vastgestelde belastbaarheid. Verder stelt het UWV dat eisers belastbaarheid ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2015 niet is gewijzigd.
3.
Standpunt van eiser.
Eiser voert in beroep, samengevat, aan dat hij niet beschikt over arbeidsvermogen omdat achteraf in de praktijk is gebleken dat basale werknemersvaardigheden ontbreken. Daarmee is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden. Eiser wijst in dat verband op de door hem overgelegde verklaringen van heer [naam man] van [naam bedrijf 1] en van zijn jobcoach van [naam bedrijf 2] . Een arbeidsdeskundig oordeel daarover ontbreekt in de heroverweging in de bezwaarprocedure. Eiser stelt ook dat hij niet in staat is een uur aaneengesloten te werken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser in beroep een rapport overgelegd van medisch adviseur [naam medisch adviseur] van [naam bedrijf 3] van 4 september 2020. In dat rapport ziet eiser een ondersteuning van zijn eerder ingenomen standpunt, met name wat betreft het een uur aaneengesloten kunnen werken. Eiser verzoekt om benoeming van een deskundige, een psychiater, om vast te stellen wat de gevolgen zijn van de bij hem aanwezige ontwikkelingsstoornissen voor de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat het UWV ten onrechte de duuraanspraken niet heeft beoordeeld alsmede de vraag of in de periode van 5 jaar na de 18e verjaardag sprake is van toegenomen beperkingen voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak.
4.
Wettelijk kader.
De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beoordeling van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat het UWV eisers verzoek zowel heeft opgevat als een verzoek om terug te komen op het besluit van 15 december 2015 (betreffende arbeidsvermogen op eisers 18e verjaardag, 16 augustus 2015) als een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid (betreffende arbeidsvermogen in de periode van vijf jaar na de 18e verjaardag).
5.1.
Herhaalde aanvraag.
Nu in 2015 al een Wajong beoordeling is gedaan gaat het UWV er terecht van uit dat sprake is van een herhaalde aanvraag [1] . In het besluit van 15 december 2015 is vastgesteld dat eiser over arbeidsvermogen beschikt, maar wel intensieve begeleiding nodig heeft.
Eiser wil dat het UWV terugkomt van dat eerdere besluit voor het verleden (met ingang van de datum waarover dat besluit ging, te weten eisers 18e verjaardag) en stelt daartoe dat gebleken is dat zijn deelname aan het arbeidsproces mislukt is.
De toenmalige verzekeringsarts heeft op 3 december 2015 gerapporteerd dat eiser moeite heeft met het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden, het aanbrengen van structuur en het begrijpen van gesproken of non-verbale niet concrete boodschappen. Hij is aangewezen op stapsgewijze praktische instructie waarbij wordt gecontroleerd of de instructie is begrepen. Hij kan zelfstandig enkelvoudige of routinematig aangeleerde meervoudige taken uitvoeren. Wel is hij snel afgeleid en heeft hij moeite met functioneren in groepsverband, tenzij hij een duidelijke eigen taak heeft en aansturing voor hem vanuit de groep plaatsvindt. Er zijn aanwijzingen voor intensieve begeleidingsbehoefte op persoonlijk vlak en bij complexere taken. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser 4 uur per dag belastbaar is, een uur aaneengesloten kan werken en medisch bezien beschikt over basale werknemersvaardigheden. De arbeidsdeskundige heeft aansluitend op 11 december 2015 gerapporteerd dat eiser een taak (invoeren van gegevens) kan uitvoeren en beschikt over basale werknemersvaardigheden. Eiser heeft een proactieve ondersteuning nodig op de werkvloer, waarbij de voorwaarden in werk en in de werkomgeving in acht worden genomen.
Het UWV stelt zich in de huidige beoordeling op het standpunt dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven voor een ander oordeel dan gegeven in het besluit van 15 december 2015. Aan dit standpunt heeft het UWV een rapportage van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] en een rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [naam verzekeringsarts B&B] ten grondslag gelegd.
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur en beide verzekeringsartsen hebben het dossier bestudeerd. Zij hebben gerapporteerd dat eiser beperkingen heeft in het functioneren op mentaal en sociaal gebied, dat deze beperkingen overeenkomen met de in 2015 vastgestelde beperkingen en ook aansluiten bij de beschrijving in het door eiser overgelegde verslag van de jobcoach. Er is geen nieuwe medische informatie die aanleiding is om de eerder in 2015 vastgestelde belastbaarheid te herzien. Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden die bij de vorige beoordeling niet bekend waren. De verzekeringsarts b&b voegt daaraan toe dat aannemelijk is, passend bij zijn beperkingen, dat eiser een periode minder goed heeft gefunctioneerd ten tijde van het conflict met de werkgever en criminele activiteiten, maar dat niet duidelijk is of de werkplekken voldeden aan de in 2015 door de verzekeringsarts beschreven voorwaarden. Voor het slagen van een werkhervatting zijn de omstandigheden waaronder wordt gewerkt van belang. Het is niet aannemelijk te maken dat eiser medisch gezien niet beschikt over basale werknemersvaardigheden.
De rechtbank overweegt dat de door eiser bij zijn aanvraag van 1 juli 2019 overgelegde stukken, te weten het werkgeversverslag van 15 juni 2019 van [naam bedrijf 1] en de (ongedateerde) rapportage trajectbegeleiding van jobcoach [naam jobcoach] van [naam bedrijf 2] , nieuwe gegevens bevatten die bij de eerdere beoordeling nog niet bekend waren. Uit deze stukken blijkt dat het eiser niet is gelukt om het werken bij [naam bedrijf 1] vol te houden. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat de eerdere beoordeling van het arbeidsvermogen onjuist was. Deze nieuwe gegevens betreffen immers feiten, plaatsgevonden na de beoordeling in 2015, die geen betrekking hebben op de 18e verjaardag. Anders dan eiser stelt, diende in dit kader geen (nieuw) arbeidsdeskundig onderzoek plaats te vinden. Overigens heeft eiser in de bloemenzaak gewerkt zonder de juiste begeleiding en geeft ook de jobcoach aan dat deze werkzaamheden niet ideaal waren voor eiser. Nieuwe (medische) informatie over het 18e levensjaar van eiser is bij deze aanvraag arbeidsvermogen niet overgelegd. Het UWV heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die aanleiding zijn het besluit van 15 december 2015 voor het verleden te herzien. Verder ziet de rechtbank in de beroepsgronden van eiser geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een evident onredelijk besluit.
Bij de beoordeling van een weigering om terug te komen op het eerder genomen besluit kan met de pas in beroep overgelegde gegevens geen rekening worden gehouden omdat die niet bij het UWV bekend waren ten tijde van het nemen van het bestreden besluit [2] . Op grond hiervan kan het in beroep overgelegde rapport van [naam bedrijf 3] geen rol spelen bij de beoordeling om voor het verleden terug te komen op het besluit van 2015. Wel kan dit rapport bij de beoordeling van de duuraanspraak worden betrokken.
5.2.
Duuraanspraak.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in uitspraken uit 2015 [3] aangegeven op welke wijze een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere afwijzing of intrekking moet worden beoordeeld en getoetst. Daarbij heeft de CRvB overwogen dat de rechtspraak over duuraanspraken, anders dan voorheen, ook geldt in situaties waarin geen lopende rechtsbetrekking tussen partijen (meer) bestaat.
De rechtbank overweegt dat het herzieningsverzoek van eiser ook een duuraanspraak betreft. Dit betekent dat de herhaalde aanvraag van eiser ook als een verzoek om voor de toekomst terug te komen van het besluit van 15 december 2015 moet worden aangemerkt. Daarbij moet het rapport van [naam bedrijf 3] wel worden betrokken.
De conclusie van de medisch adviseur van [naam bedrijf 3] is dat eiser medisch gezien beschikt over basale werknemersvaardigheden. Hij ziet verder geen aanleiding voor de conclusie dat eiser geen vier uur per dag zou kunnen werken. Wel ziet hij een probleem met een uur aaneengesloten werken omdat eiser daar intensieve begeleiding bij nodig heeft. Het advies van de medisch adviseur is om nader arbeidsdeskundig onderzoek te doen en een deskundige psychiater in te schakelen.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat ook anderszins geen aanleiding bestaat voor de conclusie dat de eerdere beoordeling uit 2015 betreffende de belastbaarheid op 18-jarige leeftijd onjuist is geweest. Daarmee heeft het UWV impliciet de duuraanspraak beoordeeld.
De rechtbank volgt het UWV in het standpunt dat nader onderzoek niet nodig is nu in het rapport van [naam bedrijf 3] het beeld van de verzekeringsartsen over eiser wordt bevestigd dat eiser medisch bezien over basale werknemersvaardigheden beschikte. Met inachtneming van de voorwaarden in werk en werkomgeving bestaan daarvoor ook geen contra-indicaties, en heeft het UWV ook kunnen aannemen dat eiser een uur aaneengesloten kan werken. Gelet op de ervaringen in stage en werk is op arbeidsdeskundig gebied ook gebleken dat eiser met de juiste begeleiding, bijvoorbeeld met één op één begeleiding, en in een juiste werkomgeving wel een taak kan uitvoeren. Ook is het daarbij belangrijk dat eiser gemotiveerd is voor de uit te voeren taken in die zin dat hij die wel kan volhouden indien deze bij hem passen en hem aanspreken. Zo is gebleken dat het werk als bijrijder bij Karwei, waarbij er een klik was met de chauffeur die hem goed kon begeleiden, wel goed ging. De omstandigheden zijn aldus van belang bij het al dan niet slagen van een werkhervatting. De rechtbank overweegt dat een intensieve begeleidingsbehoefte met permanent toezicht het hebben van arbeidsvermogen niet in de weg staat.
Het feit dat eiser inmiddels over een IVA-uitkering beschikt leidt niet tot een ander oordeel omdat een Wajong beoordeling niet te vergelijken is met een WIA beoordeling, betreffende zowel het beoordelingskader als de beoordelingsdatum.
Het UWV heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding bestaat - ook niet op grond van het rapport van [naam bedrijf 3] - voor de conclusie dat de eerdere beoordeling onjuist is geweest. Eiser kan daarom niet gevolgd worden in zijn standpunt dat hij vanaf het moment van de aanvraag van 1 juli 2019 voor de toekomst recht heeft op een Wajonguitkering.
5.3.
.Nieuwe aanvraag wegens toegenomen beperkingen.
Eiser heeft ook gesteld dat sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na zijn 18e verjaardag [4] .
De verzekeringsarts heeft de medische situatie en belastbaarheid van eiser vergeleken met die ten tijde van de eerdere beoordeling in 2015. De verzekeringsarts concludeert dat de medische situatie van eiser niet wezenlijk is veranderd en dat er geen sprake is van nieuwe medische problematiek. De huidige beperkingen komen overeen met de beperkingen die zijn beschreven in het medisch onderzoeksverslag van 3 december 2015. Er is geen aanleiding om op grond van het huidige onderzoek aan te nemen dat er sprake is van een toename van beperkingen. Tijdens het spreekuur kwam naar voren dat eisers problematiek al jarenlang aanwezig is, waarbij eisers moeder ook heeft aangegeven dat er geen wezenlijke verandering is opgetreden. Het gegeven dat eiser en zijn moeder geen toegevoegde waarde meer zien in behandeling is eveneens een bevestiging dat de medische problematiek van eiser niet is toegenomen of verergerd. De verzekeringsarts b&b onderschrijft de conclusie van de verzekeringsarts. Het UWV ziet dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na de 18e verjaardag. De rechtbank kan deze beoordeling volgen. Dit betekent dat het UWV ook op deze grond de Wajong uitkering terecht heeft geweigerd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 27 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan een bestuursorgaan, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Artikel 1a:1 van de Wajong
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
(…)
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
(,,,)
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
(,,,)
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
(…)
De nadere regels als bedoeld in artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
Artikel 1a van het Schattingsbesluit
1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
2. Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.
(…)

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3582.
3.Uitspraken van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1 en 2 en uitspraken van 16 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:51 en 52.
4.Zoals bedoeld in artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong,