ECLI:NL:RBZWB:2022:2846

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7431
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake verlaging WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 12 juni 2020, waarin zijn WIA-uitkering werd verlaagd. Eiser, die als operator werkte, was sinds 19 mei 2017 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het UWV had eerder een WIA-uitkering toegekend, maar na bezwaar van de werkgever werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 50,40%. De rechtbank heeft op 24 mei 2022 uitspraak gedaan na een zitting op 13 april 2022, waar eiser en zijn vertegenwoordiger aanwezig waren, en het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M.B.A. van Grinsven.

De rechtbank heeft de feiten en het wettelijk kader onderzocht, waarbij de medische beoordeling van het UWV centraal stond. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben de beperkingen van eiser beoordeeld en vastgesteld dat hij niet volledig arbeidsongeschikt was. Eiser voerde aan dat zijn klachten waren verergerd en dat hij recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV onterecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld en dat het bezwaar van de werkgever ongegrond was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7431 WIA

uitspraak van 24 mei 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 juni 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de verlaging van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 13 april 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door [naam vertegenwoordiger] . Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als operator in 5-ploegendienst bij [naam bedrijf] (werkgever). Voor dat werk is hij op 19 mei 2017 uitgevallen vanwege psychische klachten.
Bij besluit van 12 april 2019 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 17 mei 2019 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De werkgever heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 25 mei 2020 heeft het UWV werkgever en eiser geïnformeerd over het voorgenomen besluit om eisers mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 17 mei 2019 vast te stellen op 50,40%.
Bij besluit van 12 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de (voormalige) werkgever van eiser gegrond verklaard in die zin dat de WIA-uitkering van eiser met ingang van 17 mei 2019 wordt berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,40%. Daarbij is bepaald dat de hoogte van de WIA-uitkering gedurende een periode van 24 maanden ongewijzigd blijft. De WGA-LGU-uitkering respectievelijk LGU-LAU-uitkering eindigt met ingang van 1 juli 2022, bij een ongewijzigde mate van arbeidsongeschiktheid.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 mei 2019 heeft vastgesteld op 50,40% en heeft gesteld dat de uitkering van eiser (bij een ongewijzigde mate van arbeidsongeschiktheid) eindigt met ingang van 1 juli 2022
.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Het oordeel van de rechtbank.
4.1.
Procesbelang.
Eiser wordt per 17 mei 2019 voor 35 tot 80% arbeidsongeschikt beschouwd. De hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering verandert als gevolg daarvan niet. Er is procesbelang omdat voor eiser een inkomenseis gaat gelden na afloop van de WGA-uitkering. De rechtbank wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), ECLI:NL:CRVB 2013:BZ1485 en ECLI:NL:CRVB:2015:1119.
4.2.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift van eisers werkgever heeft het UWV nader onderzoek gedaan naar de duurzaamheid van eisers beperkingen.
De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser die niet meer zullen verbeteren neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 oktober 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien op de hoorzitting op 19 februari 2020 en heeft hem aansluitend lichamelijk onderzocht. Verder heeft zij het dossier met de aanwezige medische gegevens bestudeerd, waaronder de brieven van psychiater en orthopedisch chirurgen. Ook heeft zij de toestand en belastbaarheid van eiser op de datum van het onderzoek bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts b&b ziet aanleiding om de belastbaarheid te wijzigen. Zij concludeert dat geen sprake is van ernstige fysieke problematiek. Verder concludeert zij dat er geen aanwijzingen zijn voor een ernstige psychiatrische stoornis.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 februari 2020, geldig vanaf 5 april 2019.
4.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zijn revalidatietraject nog niet is afgerond en dat er nog geen sprake is van verbetering van zijn klachten. Eiser stelt dat zijn klachten juist zijn verergerd en dat hij nog niet in staat om te werken. Eiser vindt dat hij recht heeft op een IVA-uitkering.
4.4.
Beoordeling van de rechtbank.
Ter zitting is namens het UWV naar voren gebracht dat in het bestreden besluit een onjuist dictum is vermeld. Het bezwaar van de werkgever had ongegrond moeten worden verklaard.
Het UWV heeft nader toegelicht dat er op 21 februari 2020 door de verzekeringsarts b&b een fictieve Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is opgesteld ten aanzien van de duurzame beperkingen. Op grond daarvan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies geselecteerd. Dit betekent dat eiser niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt is, zodat er geen recht is op een IVA-uitkering. Eiser blijft echter wel onveranderd volledig arbeidsongeschikt en per 1 juli 2022 wijzigt daar niets in.
Omdat eiser per 17 mei 2019 ongewijzigd voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt blijft, is het bezwaar van de werkgever ongegrond.
Verder heeft het UWV meegedeeld dat een nieuw onderzoek zal plaatsvinden naar eisers arbeidsgeschiktheid, mede op grond van eisers melding dat zijn medische situatie is verslechterd.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond zal worden verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat het bezwaar van de werkgever tegen het primaire besluit ongegrond is.
5.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 24 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.