ECLI:NL:RBZWB:2022:2783

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
02-189947-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tijdens voetbalrellen in Breda met geweld tegen politieambtenaren en vernielingen

Op 23 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijke geweldpleging na een voetbalwedstrijd in Breda. De verdachte, die niet op de zitting verscheen, werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw. De officier van justitie, mr. E. van Aalst, beschuldigde de verdachte van geweld tegen politieambtenaren en vernielingen na de wedstrijd tussen [voetbalclub 1] en [voetbalclub 2]. De rechtbank behandelde de zaak op 11 april 2022 en sloot het onderzoek op 23 mei 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, openlijk geweld had gepleegd tegen politieambtenaren en goederen. Dit geweld vond plaats in de directe omgeving van het stadion, waar de verdachte herkenbaar was op camerabeelden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan openlijke geweldpleging en legde een gevangenisstraf van 60 dagen en een taakstraf van 180 uur op. Daarnaast werd een gebiedsverbod opgelegd voor de omgeving van het stadion, met vervangende hechtenis voor overtredingen van dit verbod. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die was veroorzaakt aan de benadeelde partijen, waaronder politieambtenaren en de voetbalclub, en wees verschillende schadevergoedingen toe.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/189947-21
vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. S. van Minderhout, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 april 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie,
mr. E. van Aalst, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 23 mei 2022. Ter zitting zijn ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Breda op 23 mei 2021 (na de voetbalwedstrijd [voetbalclub 1] - [voetbalclub 2] ) op de openbare weg samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren en goederen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier, waaronder de camerabeelden waarop verdachte door vier verbalisanten wordt herkend als een van degenen die geweld plegen tegen personen en goederen en dat verdachte dezelfde jas draagt als bij de [voetbalclub 1] -rellen van 2018. De officier van justitie is van mening dat, nu verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, de gehele tenlastelegging voor openlijke geweldpleging kan worden bewezen en niet alleen zijn individuele gedragingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert primair aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat zijn aanwezigheid bij het stadion niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld. Gelet op de slechte kwaliteit van de beelden en de onvoldoende specifieke kenmerken waarop de herkenningen zijn gebaseerd, kan niet worden gesproken van betrouwbare herkenningen.
Subsidiair refereert de verdediging zich ten aanzien van het geweld tegen goederen aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het geweld tegen personen is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat verdachte daaraan geen relevante bijdrage heeft geleverd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Herkenning door verbalisanten en betrokkenheid verdachte
De verdediging heeft in het bijzonder verweer gevoerd tegen de herkenning van verdachte door de verbalisanten. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat daarmee behoedzaam moet worden omgegaan. De herkenning van een persoon kan onder meer plaatsvinden op basis van diens gezicht, kleding, accessoires, postuur, houding en manier van bewegen. Hiervan heeft de gezichtsherkenning onmiskenbaar de hoogste diagnostische waarde. Het gezicht is immers uit zijn aard uniek en de meeste mensen zijn uitstekend in staat gezichten te herkennen. Gezichten worden holistisch, dat wil zeggen als één geheel, in het geheugen opgeslagen en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, wat tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen.
De rechtbank heeft bij haar beoordeling in de eerste plaats beoordeeld of de beelden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren, met andere woorden of voldoende gezichtskenmerken te zien zijn om een herkenning mogelijk te maken. Daarnaast is van belang hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Ook kan het aantal herkenningen dat onafhankelijk van elkaar is gedaan van belang zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewegende beelden van 23 mei 2021 van de voetbalrellen na de wedstrijd [voetbalclub 1] - [voetbalclub 2] van goede kwaliteit, ruim voldoende om verbalisanten in staat te stellen verdachte daarop te herkennen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de afzonderlijke herkenningen van verdachte door de verbalisanten. Onder meer verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte op de camerabeelden herkend aan zijn postuur, gezicht en haardracht. [verbalisant 1] heeft verdachte in september 2020 als getuige gehoord. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 2] verdachte herkend aan zijn postuur, gezicht en haardracht. Hij kent verdachte in zijn hoedanigheid als voetbalcoördinator en van een ander onderzoek naar openlijke geweldpleging. Tot slot heeft verbalisant [verbalisant 3] verdachte herkend aan de hand van een still van de camerabeelden. [verbalisant 3] kent verdachte van zijn aanwezigheid bij de wedstrijden van [voetbalclub 1] . De rechtbank acht deze afzonderlijke herkenningen voldoende om de betrokkenheid van verdachte vast te stellen.
Daar komt bij dat de herkenning van verdachte ondersteund wordt door de jas (van het merk Napapijri) die de persoon op de camerabeelden draagt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden bij de voetbalrellen na de wedstrijd [voetbalclub 1] - [voetbalclub 3] op 21 oktober 2018 blijkt namelijk dat verdachte op die beelden wordt herkend. De rechtbank ziet op de foto op pagina 68 van dat proces-verbaal dat verdachte toen een zelfde jas droeg, namelijk een donkerkleurige jas met capuchon en een opbergvak op de buik, met daarop een logo dat exact lijkt op het logo dat te zien is op de beelden van de rellen in 2021.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die betrokken is geweest bij de voetbalrellen op 23 mei 2021.
Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging
De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking geldt ook indien het medeplegen een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving, zoals in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het geval is met "in vereniging". Er zal dus moeten worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op de aard van het delict, zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige - dynamiek. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen. (Zie ECLI:NL:HR:2016:1320)
Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. De rechter moet beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. (Zie ECLI:NL:HR:2017:1093)
De vaststaande feiten
Op basis van de bewijsmiddelen (met name de bewijsmiddelen uit het algemene deel van het dossier) en de geldende jurisprudentie stelt de rechtbank vast dat op 23 mei 2021 in de directe omgeving van het [naam 1] in Breda door een grote groep personen in vereniging openlijk geweld is gepleegd tegen goederen en tegen politieambtenaren. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die zijn ten laste gelegd achter de negen gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan. Dat er toen sprake is geweest van openlijke geweldpleging is door de verdediging ook niet betwist.
Vast staat dat het geweld begon toen [voetbalclub 2] één minuut voor het einde van de wedstrijd het winnende doelpunt scoorde, waardoor [voetbalclub 1] niet naar de eredivisie promoveerde. Toen sloeg de stemming om en werd buiten het stadion, waar ongeveer 700 mensen zich verzameld hadden, vuurwerk over de toegangspoort bij ingang 4 gegooid. Daarna liep een groep mensen, waarvan een groot deel inmiddels zijn gezicht had bedekt, naar ingang 5, waar rolluiken werden vernield en men het stadion probeerde in te komen. De politie probeerde dat te voorkomen door een politiebus naar ingang 5 te rijden en de bus voor de ingang te zetten. Die bus, waarin zich politiemensen bevonden, werd bestormd en er werden allerlei voorwerpen naar die bus gegooid, onder andere een fiets, dranghekken, bierkratjes, flessen drank en vuurwerk. ME’ers, die probeerden de in de bus aanwezige agenten te ontzetten, werden bekogeld met flessen drank en vuurwerk. Daarna verplaatste de groep zich naar parkeerplaats P5. Daar werd een andere bus van de ME met daarbuiten ME’ers aangevallen, waarbij opnieuw voorwerpen als fietsen, dranghekken en flessen naar deze ME’ers werden gegooid. Nadat de ME parkeerplaats P5 had ‘schoongeveegd’, bleef een groep mensen op de Lunetstraat meermalen de confrontatie met de ME aangaan. Daarbij werden stoeptegels en straatstenen uit het wegdek losgetrokken en naar ME’ers gegooid. Ook werden op een kruispunt vernielingen gepleegd aan onder meer de verkeerslichten en werden ME-voertuigen met stenen bekogeld. Verderop op de Lunetstraat waren medewerkers van de brandweer bezig met de reanimatie van een man die onwel was geworden. Zelfs daar werd door relschoppers geweld gebruikt tegen de aanwezige politiemensen, die stoeptegels naar het hoofd geslingerd kregen en werden geslagen en geschopt.
De rechtbank is van oordeel dat er vanaf het eerste geweld bij ingang 4 tot aan de reanimatie op de Lunetstraat sprake was van een continu proces van geweld, hoofdzakelijk gericht tegen de politie en politievoertuigen. Dat geweld verplaatste zich van de beginlocatie bij ingang 4 via ingang 5 naar parkeerplaats P5 en tot slot naar verschillende locaties op en aan de Lunetstraat. Dit alles vond plaats op een geringe afstand van elkaar en in een beperkte tijd en kan dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen.
Na het laatste doelpunt ontstond een groepsdynamiek waarbij een groot aantal individuele personen binnen de groep op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Er ontstond een sfeer van ontremming, waaraan iedereen binnen die groep op enige manier een bijdrage leverde. Het gewelddadige gedrag van de een bevorderde dat de ander mee ging doen of bleef doen met het plegen van geweld, waardoor het geweld escaleerde en bleef voortduren.
Verdachte had, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen afkomstig uit zijn persoonsdossier, een actieve bijdrage aan het gepleegde geweld. De rechtbank stelt vast dat verdachte met zijn handelen bijdroeg aan de beschreven groepsdynamiek en sfeer van ontremming die hebben geleid tot het escaleren en voortduren van het geweld. Het kan hem niet ontgaan zijn dat anderen geweld tegen goederen en tegen politiemensen pleegden. Hieruit volgt dat het opzet van verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden. Daarom kan ook het geweld dat door anderen werd gepleegd voorafgaand aan het door hem gepleegde geweld én het geweld dat daarna volgde, verdachte worden aangerekend en worden bewezenverklaard.
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit, gelet op bovenstaande bewijsoverwegingen, voor alle bewezenverklaarde geweldshandelingen, dus ook voor geweldshandelingen die door anderen zijn gepleegd, wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 mei 2021 te Breda, openlijk, op of aan de openbare weg, de Lunetstraat en de Rat Verleghstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen,
welk geweld bestond uit het:
- meermalen maken van (opruiende) armgebaren en
- opsteken van de middelvingers in de richting van politieambtenaren en
- meermalen aanvallen/belagen van politieambtenaren (die in linie stonden) en
- ( met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen tegen het lichaam van politieambtenaren en
- meermalen (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen tegen/op/in de richting van politievoertuigen en straatmeubilair en (een) verkeerslicht(en) en scooters en
- meermalen lostrekken van stoeptegels/straatstenen en kapot gooien van stoeptegels/straatstenen en
- meermalen (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of gooien met (zwaar) vuurwerk en met dranghekken tegen en/of in de richting van rolluiken en hekwerken en het stadion en
- het plaatsen van een brandende fakkel tussen de motorkap en het raamrooster van een politievoertuig en
- meermalen (met kracht) gooien met stenen en (delen van) stoeptegels en/of straatstenen en/of stalen dranghekken en een verkeersbord en fietsen en flessen en blikken en bierkratten en (zwaar) vuurwerk en brandende fakkels naar en/of tegen politieambtenaren en politievoertuigen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast vordert zij de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, te weten een gebiedsverbod voor de omgeving van het [naam 1] , het gebied tussen en inclusief de straten Westerparklaan, Lunetstraat en Rat Verleghstraat te Breda, met daarbij een vervangende hechtenis van 2 weken voor iedere overtreding van dit verbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat verdachte dan zijn baan en maandelijkse inkomen verliest. Ook dient rekening te worden gehouden met artikel 63 Sr. De verdediging bepleit naast het reeds ondergane voorarrest te volstaan met het opleggen van een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
23 mei 2021, precies een jaar geleden. Wat een mooie dag had moeten worden voor de fans van [voetbalclub 1] , eindigde met een grote teleurstelling. Want [voetbalclub 1] verloor de wedstrijd om promotie naar de eredivisie. Maar voor politiemensen, die op 23 mei 2021 gewoon hun werk deden, eindigde die dag in een regelrechte nachtmerrie, omdat er na de wedstrijd in de directe omgeving van het stadion ernstige rellen losbarstten. Een grote groep relschoppers richtte vernielingen aan en keerde zich tegen de aanwezige politie.
Daarbij is flinke schade toegebracht aan het stadion, aan het wegdek en straatmeubilair en aan meerdere politievoertuigen. [voetbalclub 1] , de [benadeelde partij 1] en de [benadeelde partij 27] hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend voor een totaalbedrag van bijna € 60.000,-.
Nog kwalijker was het geweld dat de politiemensen te verduren kregen.
Een politiebus werd bestormd door een groep relschoppers en bekogeld met onder meer dranghekken, bierkratjes, flessen drank en vuurwerk. Toen er een brandende fakkel tussen de motorkap en het traliewerk werd gestoken, waren de agenten in de bus bang dat ze levend zouden verbranden. Zij zaten als ratten in de val, want uit de bus gaan was ook geen optie, omdat daar een uitzinnige menigte stond “met maar één doel: ons letsel toebrengen”, zoals één van de inzittenden het beschrijft.
ME’ers op parkeerplaats P5 werden bekogeld met flessen drank, fietsen, dranghekken en zwaar vuurwerk. Verschillende ME’ers beschrijven P5 als een oorlogsgebied.
Een groep relschoppers bleef vervolgens op de Lunetstraat meermalen de confrontatie met de ME aangaan. Daarbij werden stoeptegels en straatstenen uit het wegdek losgetrokken en naar ME’ers gegooid. Ook werden op een kruispunt vernielingen gepleegd aan onder meer de verkeerslichten en werden ME-voertuigen met stenen bekogeld. Verderop op de Lunetstraat waren medewerkers van de brandweer bezig met de reanimatie van een man die onwel was geworden. Zelfs daar werd door relschoppers geweld gebruikt tegen de aanwezige politiemensen die probeerden om de reanimatie veilig te laten plaatsvinden. Zij kregen stukken steen naar het hoofd geslingerd en werden geslagen en geschopt.
Dit extreme geweld heeft een enorme impact gehad op de aanwezige politiemensen. Dat blijkt ook wel uit het feit dat maar liefst 24 van hen een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend. Uit de toelichting bij hun vorderingen komt heel indringend naar voren wat dit geweld met hen gedaan heeft. Velen beschrijven dat dit het ergste geweld was dat ze in hun loopbaan hebben meegemaakt. Sommigen hebben zelfs gevreesd voor hun leven. Veel agenten hadden lichamelijk letsel en sommigen hebben er zelfs blijvend letsel aan overgehouden, zoals tinnitus (oorsuizen). Vrijwel allemaal hebben ze ook last (gehad) van angstgevoelens, slapeloze nachten, herbelevingen etc. Sommigen hebben psychische hulpverlening nodig gehad. Een van de politieruiters is gestopt met haar werk bij de bereden politie, omdat ze zoiets nooit meer wil meemaken.
De rechtbank benadrukt dat de aanwezige politiemensen bezig waren met het uitvoeren van de hun opgedragen werkzaamheden. Zij bewaakten de openbare orde en probeerden de schade door de relschoppers aan andere mensen en goederen zoveel mogelijk te beperken.
Daarnaast is er in de Bredase samenleving geschokt en met grote afkeuring gereageerd op deze rellen. Dat geldt ook voor de grote groep echte [voetbalclub 1] -supporters, die dit een ernstige smet op het blazoen van hun geliefde club vinden.
Een vraag die bij velen, maar ook bij de rechtbank, is blijven hangen is: Waarom? Ook op de zitting is op die vraag geen antwoord gekomen. Het lijkt er sterk op dat de rellen niet zozeer te maken hadden met het verlies van [voetbalclub 1] , maar dat de meeste relschoppers, velen na het nodige gebruik van alcohol en/of drugs, uit waren op het fysiek afreageren van frustraties. Er ontstond een groepsdynamiek, die leidde tot een steeds verder escalerende sfeer van ontremming, waarbij vooral de politie het moest ontgelden. Opvallend is dat veel verdachten niet of nauwelijks eerder met politie of justitie in aanraking zijn gekomen.
Verdachte heeft actief aan de rellen meegedaan en zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen goederen én personen. Zoals hiervoor al is overwogen, is hij mede verantwoordelijk voor alle geweld, dus ook voor wat anderen hebben gedaan.
Uitgangspunten straftoemeting
De rechtbank stelt voorop dat vergoeding van de schade een bij uitstek passende maatregel is bij dergelijk openlijk geweld. Zij zal dan ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen in de daarvoor in aanmerking komende gevallen en verwijst daarvoor naar wat hieronder is overwogen over de benadeelde partijen.
Maar daarmee kan niet worden volstaan. Gezien de aard en ernst van dit feit moet er ook een passende straf volgen, onder meer om een duidelijk signaal af te geven dat dergelijk geweld volstrekt onaanvaardbaar is.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank een aantal uitgangspunten gehanteerd, die enigszins afwijken van de uitgangspunten van de officier van justitie. Zo volgt de rechtbank de officier van justitie niet in haar uitgangspunt dat bij ieder geweld tegen personen een gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd, zeker niet als de verdachte een (vrijwel) blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft vooral gekeken naar de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd, zoals die tot uitdrukking komen in de zogeheten oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin is voor meerderjarigen bij openlijk geweld met letsel tot gevolg als uitgangspunt 150 uur taakstraf vermeld. Voor minderjarigen is het uitgangspunt volgens de LOVS oriëntatiepunten 40 uur taakstraf. In dit geval is sprake van strafverhogende omstandigheden. De rechtbank heeft daarom, gezien de ernst van de rellen en met name het geweld tegen politiemensen, als uitgangspunt genomen een taakstraf van 200 uur voor meerderjarigen en van 80 uur voor minderjarigen. Als een verdachte eerder heeft meegedaan aan dergelijk openlijk geweld is naar het oordeel van de rechtbank een taakstraf niet passend meer en geldt gevangenisstraf als uitgangspunt.
Bij de individuele straftoemeting, op basis van deze uitgangspunten, is met name gekeken naar de rol van verdachte bij de rellen en natuurlijk ook naar zijn eventuele strafblad en zijn persoonlijke omstandigheden, waarbij een eventueel advies van de reclassering of de Raad voor de Kinderbescherming zwaar heeft meegewogen.
Rol van verdachte
Verdachte heeft tijdens de openlijke geweldpleging bij de voetbalrellen na de wedstrijd [voetbalclub 1] - [voetbalclub 2] op 23 mei 2021 geweld gepleegd tegen goederen en personen. Toen verdachte uit de richting van ingang 4 kwam lopen heeft hij een bivakmuts over zijn hoofd gedaan, kennelijk om zijn identiteit te verbergen. Hij heeft een fakkel in de richting van het stadion gegooid, een brandende fakkel en andere voorwerpen richting het voertuig van de AE gegooid en de linkerbuitenspiegel van het voertuig van de AE geprobeerd eraf te trekken. De rechtbank acht het geweld tegen het voertuig van de AE terwijl daar politiemensen inzaten een strafverzwarende omstandigheid.
Persoonlijke omstandigheden
Verdachte is zijn aandeel in het openlijk geweld blijven ontkennen en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank houdt bij de strafoplegging in het nadeel van verdachte rekening met deze proceshouding.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij op 19 november 2021 voor openlijke geweldpleging is veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur. Deze veroordeling heeft betrekking op rellen bij de wedstrijd [voetbalclub 1] - [voetbalclub 3] in 2018. Hoewel formeel gezien artikel 63 Sr van toepassing is, is feitelijk ook sprake van herhaling. In strafvorderlijke zin is geen sprake van recidive, maar de rechtbank weegt wel mee dat verdachte voor de tweede keer betrokken is bij voetbalrellen.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 14 maart 2022 blijkt dat zijn huisvesting en dagbesteding als beschermende factoren worden aangemerkt. Het alcoholgebruik van verdachte zorgt ervoor dat zijn grenzen vervagen, wat de kans op een geweldsdelict vergroot. Daarnaast zijn de copingvaardigheden van verdachte niet adequaat. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op met name de herhaalde betrokkenheid van verdachte bij voetbalrellen en zijn proceshouding, niet worden volstaan met een taakstraf, maar is een gevangenisstraf aan de orde. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf van 60 dagen (met aftrek van 2 dagen voorarrest) en een taakstraf van 180 uur passend en geboden is. De rechtbank ziet in het reclasseringsrapport en gelet op de proceshouding van verdachte onvoldoende aanknopingspunten voor het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen, namelijk een verbod om zich gedurende een periode van twee jaar op te houden in de omgeving van het [naam 1] , het gebied tussen en inclusief de straten Westerparklaan, Lunetstraat en Rat Verleghstraat te Breda. Het gebiedsverbod wordt opgelegd om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw op een vergelijkbare wijze te misdragen. Bij afweging van het belang van verdachte om zich vrijelijk te kunnen bewegen op de openbare weg tegenover het maatschappelijk belang om rellen bij voetbalwedstrijden te voorkomen, weegt dat laatste belang naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het belang van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze maatregel geen onevenredige inperking van de vrijheid van verdachte oplevert. Voor iedere overtreding van dit gebiedsverbod zal 2 weken vervangende hechtenis worden opgelegd.

7.De benadeelde partijen

7.1
Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zevenentwintig benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het enkele feit dat er in deze zaak veel vorderingen zijn ingediend, betekent niet dat daarom de vorderingen niet in de strafzaak meegenomen kunnen worden. De behandeling van deze vorderingen levert naar het oordeel van de rechtbank als zodanig niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Bovendien zijn de meeste vorderingen eenvoudig van aard en omvang. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdediging voldoende in de gelegenheid geweest om de vorderingen te bestuderen en (gemotiveerd) te betwisten, aangezien de vorderingen geruime tijd voor de zitting zijn ingediend en er op zitting voldoende tijd voor was uitgetrokken. Dat er in de week voor de zitting nog een paar wijzigingen of aanvullingen op enkele vorderingen zijn ingediend, maakt dit niet anders.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen, die hierna inhoudelijk zullen worden besproken.
Groepsaansprakelijkheid
De rechtbank zal per vordering beoordelen of de gevorderde schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het bewezenverklaarde handelen.
Ook als de betreffende schade niet door verdachte zelf is toegebracht, is verdachte als deelnemer aan het groepsgeweld niet van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid ontheven. In artikel 6:166, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is immers bepaald dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
Verdachte heeft deelgenomen aan de bewezenverklaarde gedragingen in groepsverband en tussen al deze gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Dergelijk geweld van een groep tegen politieambtenaren en goederen brengt de aanmerkelijke kans met zich dat aan die politieambtenaren en goederen letsel en schade wordt toegebracht, omdat de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er dus gemakkelijk escalatie optreedt. Die kans had verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en deelname aan de groep. Nu hij dat niet heeft gedaan, kan hij gehouden worden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de groep en is hij daarvoor in beginsel hoofdelijk aansprakelijk.
Afwijken van de hoofdelijkheid?
Anders dan door de officier van justitie is voorgesteld, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte voor de toe te wijzen schade. De officier van justitie voert aan dat iedere verdachte een gelijkluidend en evenredig bedrag aan schade dient te vergoeden, zodat de verdachten tezamen verantwoordelijk zijn voor de schade en hier in theorie niet een enkele persoon voor zou kunnen opdraaien.
De rechtbank overweegt dat, naast het eerder genoemde uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid, artikel 6:166 BW in het tweede lid aangeeft hoe de onderlinge verdeling van de schade tussen verdachten behoort plaats te vinden. Daarin staat dat alle aansprakelijke personen onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij op basis van de omstandigheden van het geval een andere verdeling billijk is.
Uit de twee leden van artikel 6:166 BW samen volgt dus een systeem waarin alle veroordeelden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledige toegewezen schade, wat verhaal van deze schade door de benadeelden vergemakkelijkt. Na vergoeding van de schade kan een veroordeelde vervolgens op zijn medeveroordeelden het bedrag verhalen dat hij te veel heeft betaald. De rechtbank ziet, gelet op het in groepsverband gepleegde geweld waarin iedere verdachte een actief aandeel heeft gehad, geen aanleiding om een andere verdeling van de schade tussen de verdachten vast te stellen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verdachte samen met de 25 mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Zoals hiervoor bij de strafoverwegingen al is overwogen is de rechtbank van oordeel dat vergoeding van de schade een bij uitstek passende maatregel is bij een dergelijke vorm van openlijk geweld. Om die reden én als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan verdachte - voor de toegewezen bedragen - steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schadevergoedingsmaatregel, als strafrechtelijke sanctiemaatregel, een enigszins ander karakter heeft dan de vorderingen van de benadeelde partij, die strikt civielrechtelijk moeten worden beoordeeld. De rechtbank vindt het in dit geval passend om de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot 1/26e deel van de toegekende vorderingen, zodat alle mededaders in eerste instantie voor een gelijk deel zullen worden aangesproken.
Als door verdachte niet wordt betaald, kan als dwangmiddel gijzeling worden toegepast.
Wettelijke rente
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal de rechtbank daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf 23 mei 2021. Dit geldt ook voor de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen.
Immateriële schade
De politieambtenaren die betrokken waren bij het openlijk geweld en een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, hebben vrijwel allemaal aangevoerd dat zij - naast eventueel fysiek letsel - nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde openlijk geweld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte en zijn mededaders mee dat de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de politieambtenaren zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Dit betekent dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. De rechtbank acht in beginsel, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld ernstig letsel, vergoeding van een bedrag van € 350,- redelijk en billijk.
Proceskostenvergoeding
Zeven vorderingen zijn namens de benadeelde partijen ingediend door een advocaat, mr. E. Benhaim, die ook heeft verzocht om proceskostenvergoeding. Anders dan door mr. Benhaim is verzocht, is de rechtbank van oordeel dat voor de vaststelling van die vergoeding het bij de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken gebruikelijke ‘liquidatietarief kantonzaken’ als uitgangspunt gehanteerd dient te worden. Omdat mr. Benhaim zeven vrijwel gelijkluidende vorderingen heeft ingediend en alleen op 11 april 2022 op zitting aanwezig is geweest, heeft de rechtbank bij de berekening - op grond van het liquidatietarief - de verrichte werkzaamheden gewaardeerd op 1 punt. Aan de hand daarvan komt de rechtbank per vordering uit op een bedrag van € 75,- aan proceskosten. Evenals bij de hoofdvordering is iedere verdachte hiervoor hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij merkt de rechtbank voor alle duidelijkheid nog op dat de proceskostenvergoeding niet kan worden meegenomen in de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
De benadeelde partij nummer [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij, bekend als nummer [benadeelde partij 2] , vordert een schadevergoeding van € 1.700,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Anonimiteit
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het mogelijk is om anoniem een vordering als benadeelde partij in te dienen.
Als hoofdregel geldt dat de identiteit van de benadeelde partij bekend moet zijn op straffe van niet-ontvankelijkheid. Sinds 1 oktober 2012 bestaat de mogelijkheid om aangifte onder nummer te doen. Deze mogelijkheid is bedoeld voor het slachtoffer die zijn anonimiteit wenst te bewaren. Gezien de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd en de functie van aangever, te weten groepscommandant van de ME, is het voor de rechtbank begrijpelijk en invoelbaar dat aangever ervoor heeft gekozen anoniem aangifte te doen. Wanneer een slachtoffer dat aangifte heeft gedaan onder nummer een vordering tot schadevergoeding wenst in te dienen, is het voor de rechtbank van belang dat zij kan vaststellen door wie de vordering is ingediend en of deze persoon daartoe bevoegd is. Gelet op de uniekheid van het nummer waaronder aangifte is gedaan en de individualiseerbare functie van aangever, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam valt vast te stellen door wie de vordering is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom aangever zijn begrijpelijk gekozen anonimiteit niet zou mogen voortzetten wanneer hij de door hem geleden schade door verdachte vergoed wenst te zien, temeer nu de verdediging door de anonimiteit op geen enkele wijze wordt geschaad in haar verdedigingsrecht. Bovendien heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de vordering door iemand anders is ingediend dan aangever [benadeelde partij 2] , gelet op de door hem ondertekende vordering. Daar komt bij dat betrokkene bij zijn vordering een aantal casemanagers van de politie heeft gemachtigd om hem/haar te vertegenwoordigen, die vanuit hun functie over de persoonsgegevens van aangever beschikken.
Concluderend ziet de rechtbank in de - betrekkelijke - anonimiteit van aangever [benadeelde partij 2] geen reden om hem of haar als benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Immateriële schade
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. In dit geval is sprake van blijvende gehoorschade. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.3
De benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert een schadevergoeding van € 390,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.4
De benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] vordert een schadevergoeding van € 778,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval heeft de benadeelde partij een stalen dranghek tegen zijn rug/nek/schouder aan gekregen en is er op twee meter afstand van hem een mortiergranaat ontploft. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.5
De benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] vordert een schadevergoeding van € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.6
De benadeelde partij [benadeelde partij 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] vordert een schadevergoeding van € 700,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. In dit geval heeft de benadeelde partij een trap tegen zijn borst gekregen, waardoor hij een gekneusd borstbeen en een gekneusde rib heeft opgelopen, waardoor hij lange tijd veel pijn en overlast heeft ondervonden. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.7
De benadeelde partij [benadeelde partij 7]
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] vordert een schadevergoeding van € 490,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.8
De benadeelde partij [benadeelde partij 8]
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] vordert een schadevergoeding van € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.9
De benadeelde partij [benadeelde partij 9]
De benadeelde partij [benadeelde partij 9] vordert een schadevergoeding van € 700,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.1
De benadeelde partij [benadeelde partij 10]
De benadeelde partij [benadeelde partij 10] vordert een schadevergoeding van € 435,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.11
De benadeelde partij [benadeelde partij 11]
De benadeelde partij [benadeelde partij 11] vordert een schadevergoeding van € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.12
De benadeelde partij [benadeelde partij 12]
De benadeelde partij [benadeelde partij 12] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval is de benadeelde partij door de relschoppers ingesloten, bekogeld met vuurwerk, stenen en glas en uitgescholden en heeft zij als gevolg hiervan EMDR-therapie moeten volgen. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.13
De benadeelde partij [benadeelde partij 13]
De benadeelde partij [benadeelde partij 13] vordert een schadevergoeding van € 965,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval zijn er dranghekken tegen de benadeelde partij aangegooid en is hij geschopt en geslagen, ook toen hij op de grond lag. Als gevolg hiervan heeft hij langere tijd gekampt met psychische klachten. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.14
De benadeelde partij nummer [benadeelde partij 14]
De benadeelde partij, bekend als nummer [benadeelde partij 14] , vordert een schadevergoeding van € 435,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Anonimiteit
De rechtbank verwijst naar wat hiervoor onder 7.1.2 is overwogen met betrekking tot het anoniem indienen van een vordering tot schadevergoeding. Gezien de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd en de functie van aangever, te weten groepscommandant van de aanhoudingseenheid, is het voor de rechtbank begrijpelijk en invoelbaar dat aangever ervoor heeft gekozen anoniem aangifte te doen. Gelet op de uniekheid van het nummer waaronder aangifte is gedaan en de individualiseerbare functie van aangever, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam valt vast te stellen door wie de vordering is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom aangever zijn begrijpelijk gekozen anonimiteit niet zou mogen voortzetten wanneer hij de door hem of haar geleden schade door verdachte vergoed wenst te zien, temeer nu de verdediging door de anonimiteit op geen enkele wijze wordt geschaad in haar verdedigingsrecht. Bovendien heeft de rechtbank geen enkele reden om aan te nemen dat de vordering door iemand anders is ingediend dan aangever [benadeelde partij 14] , gelet op de door hem/haar ondertekende vordering. Daar komt bij dat betrokkene bij zijn vordering een aantal casemanagers van de politie heeft gemachtigd om hem/haar te vertegenwoordigen, die vanuit hun functie over de persoonsgegevens van aangever beschikken.
Concluderend ziet de rechtbank in de – betrekkelijke – anonimiteit van aangever [benadeelde partij 14] geen reden om hem of haar als benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Immateriële schade
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. De benadeelde partij zat als commandant in de politiebus toen deze door relschoppers werd belaagd en bekogeld met vuurwerk, stenen en flessen. Ook werden er dranghekken tegen de politiebus gegooid en een brandende fakkel tussen de motorkap en het ijzeren raamwerk van de voorruit van de politiebus geplaatst. Deze situatie moet zeer beangstigend zijn geweest en heeft een flinke psychische impact gehad. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.15
De benadeelde partij [benadeelde partij 15]
De benadeelde partij [benadeelde partij 15] vordert een schadevergoeding van € 1.700,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. In dit geval zijn, zo blijkt uit de medische informatie, de bestaande klachten door gehoorschade (tinnitus) verergerd en is er sprake van hyperacucis (overgevoeligheid voor geluid). Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.16
De benadeelde partij [benadeelde partij 16]
De benadeelde partij [benadeelde partij 16] vordert een schadevergoeding van € 435,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. De benadeelde partij zat in de politiebus toen deze door relschoppers werd belaagd en bekogeld met vuurwerk, stenen en flessen. Ook werden er dranghekken tegen de politiebus gegooid en een brandende fakkel tussen de motorkap en het ijzeren raamwerk van de voorruit van de politiebus geplaatst. Bovendien is op zeer korte afstand van de benadeelde partij een vuurpijl ontploft die zijn kant op werd geschoten. Beide situaties moeten zeer beangstigend zijn geweest. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.17
De benadeelde partij [benadeelde partij 17]
De benadeelde partij [benadeelde partij 17] vordert een schadevergoeding van € 982,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval is de benadeelde partij geschopt en geslagen en met stenen bekogeld toen hij - zonder beschermende kleding - op weg was naar een reanimatie. In het tumult is hij zijn collega kwijtgeraakt. Dat dit alles een grote psychische impact heeft gehad, blijkt onder meer uit het feit dat hij hulp heeft gehad van een psycholoog. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.18
De benadeelde partij [benadeelde partij 18]
De benadeelde partij [benadeelde partij 18] vordert een schadevergoeding van € 982,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval is de benadeelde partij geschopt en geslagen en met stenen bekogeld toen zij - zonder beschermende kleding - op weg was naar een reanimatie. In het tumult is zij haar collega kwijtgeraakt. Dat dit alles een grote psychische impact heeft gehad, blijkt onder meer uit het feit dat zij EMDR-therapie moet ondergaan. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.19
De benadeelde partij [benadeelde partij 19] (verbalisant 1)
De benadeelde partij [benadeelde partij 19] vordert een schadevergoeding van € 600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.2
De benadeelde partij [benadeelde partij 20] (verbalisant 2)
De benadeelde partij [benadeelde partij 20] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.21
De benadeelde partij [benadeelde partij 21] (verbalisant 3)
De benadeelde partij [benadeelde partij 21] vordert een schadevergoeding van € 550,- aan
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.22
De benadeelde partij [benadeelde partij 22] (verbalisant 4)
De benadeelde partij [benadeelde partij 22] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.23
De benadeelde partij [benadeelde partij 23] (verbalisant 5)
De benadeelde partij [benadeelde partij 23] vordert een schadevergoeding van € 600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.24
De benadeelde partij [benadeelde partij 24] (verbalisant 6)
De benadeelde partij [benadeelde partij 24] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.25
De benadeelde partij [benadeelde partij 25] (verbalisant 7)
De benadeelde partij [benadeelde partij 25] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.26
De benadeelde partij [benadeelde partij 26]
De benadeelde partij [benadeelde partij 26] vordert een schadevergoeding van € 22.097,- aan materiële schade (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schade bestaat uit:
- brandschade aan ingangen € 11.307,-
- rolluikschade € 3.378,-
- schade aan ruit VVE [voetbalclub 1] businessappartments € 1.330,-
- schade aan eigen drang- en afschermhekken € 500,- (exclusief BTW)
- schade aan dranghekken en omgeving gemeente € 3.060,-
- schade aan plaszuil € 1.452,-
- rookschade aan gevel, factuur [benadeelde partij 1] € 300,-
- inzet personeel [voetbalclub 1] € 770,- (exclusief BTW)
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde partij 26] een besloten vennootschap betreft, waardoor sprake is van ondernemerschap in de zin van de wet omzetbelasting en zij de BTW kan verrekenen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat enkel de schade exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking komt.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 14.701,61 (brandschade € 9.344,85, rolluikschade € 2.792,- + € 94,76, schade eigen hekken € 500,-, schade plaszuil € 1.200,- en inzet personeel [voetbalclub 1] € 770,-). Deze schade is voor deze posten voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor de overige posten is de rechtbank van oordeel dat (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Bij de schade aan de ruit is alleen een foto gevoegd en geen factuur, offerte of iets dergelijks. Hetzelfde geldt voor de rookschade. Verder is zonder nadere toelichting niet duidelijk waarom de schade aan dranghekken van de gemeente als rechtstreekse schade voor [voetbalclub 1] moet worden aangemerkt. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.27
De benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 3.749,34 aan materiële schade (exclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schade bestaat uit:
- werkzaamheden stratenmakers 8 uur € 560,-
- VRI installaties repareren/vervangen € 3.189,34
Ontvankelijkheid
Voor zover het verweer is gevoerd dat [naam 2] niet gemachtigd is om namens het gemeentebestuur een vordering tot schadevergoeding in te dienen, overweegt de rechtbank als volgt.
De vordering van de [benadeelde partij 1] is ingediend en ondertekend door [naam 2] . Uit de stukken blijkt dat [naam 2] werkzaam is bij de [benadeelde partij 1] als afdelingshoofd Wijkzaken. Omdat het gaat om de zogenaamde interne vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemeente, is artikel 51c, derde lid, Sv niet van toepassing, waardoor het ontbreken van een bijzondere schriftelijke volmacht niet in de weg staat aan ontvankelijkheid. Door de verdediging is geen andere, voldoende concrete reden aangevoerd waarom [naam 2] niet bevoegd zou zijn de gemeente te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft geen reden om aan de bevoegdheid van [naam 2] te twijfelen en concludeert dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering.
Materiële schade
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.28
De benadeelde partij [benadeelde partij 27]
De benadeelde partij [benadeelde partij 27] vordert een schadevergoeding van € 35.032,43 aan materiële schade (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schade bestaat uit:
- beschadiging auto [kenteken 1] € 30.169,45
- beschadiging auto [kenteken 2] € 2.138,52
- beschadiging auto [kenteken 3] € 1.912,84
- beschadiging auto [kenteken 4] 811,61
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Omdat de politie geen BTW kan verrekenen, is ook de gevorderde BTW toewijsbaar. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
2 jaar zich niet zal ophouden in de omgeving van het [naam 1] , die gevormd wordt door het gebied tussen en inclusief de straten Westerparklaan, Lunetstraat en Rat Verleghstraat te Breda;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Benadeelde partijen
Nummer [benadeelde partij 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
nummer [benadeelde partij 2]van
€ 1.700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
nummer [benadeelde partij 2],
€ 65,38te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 3],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 4],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 5],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 6],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 7],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 8]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 8],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 9]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 9],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 10]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 10],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 11]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 11],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 12]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 12],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 13]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 13],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Nummer [benadeelde partij 14]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
nummer [benadeelde partij 14]van
€ 435,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
nummer [benadeelde partij 14],
€ 16,73te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 15]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 15],
€ 65,38te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 16]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 435,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 16],
€ 16,73te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 17]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 17],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 18]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 18],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 19]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 19],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 20]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 20],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 21]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 21],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 22]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 22],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 23]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 23],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 24]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 24],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 25]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 25],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 26]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 14.701,61, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 26],
€ 565,45te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
11 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 3.749,34, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1],
€ 144,21te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
2 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde partij 27]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 35.032,43, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 27],
€ 1.347,40te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
23 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en
mr. M.E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 mei 2022.
Mr. De Boer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.