Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, verweerder.
Procesverloop
,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee directeur-grootaandeelhouders en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. De eisers, die eerder uitkeringen op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandigen (Tozo) 1, 2 en 3 hebben ontvangen, hebben een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van Tozo 4. Het Werkplein heeft deze aanvraag geweigerd, omdat de eisers inkomsten uit de verhuur van een woning op [naam land] hebben. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 7 april 2022, waar de eisers en een vertegenwoordiger van het Werkplein aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de Tozo een noodvoorziening is die is ingesteld om zelfstandig ondernemers te ondersteunen die door de coronamaatregelen in financiële problemen zijn geraakt. De eisers hebben aangevoerd dat het onrechtvaardig is dat bij het korten van inkomsten uit vermogen geen rekening wordt gehouden met de kosten die zij maken, zoals hypotheek- en onderhoudskosten. De rechtbank stelt vast dat de Tozo geen uitzonderingen maakt voor inkomsten uit verhuur en dat de wet correct is toegepast. De rechtbank concludeert dat de eisers, ondanks hun argumenten, over voldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond, waarmee de weigering van het Werkplein om een uitkering toe te kennen wordt bevestigd. De rechtbank wijst erop dat de Tozo is gebaseerd op de Participatiewet en dat er geen ruimte is om kosten van inkomsten uit verhuur in mindering te brengen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.