ECLI:NL:RBZWB:2022:2685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
C/02/396794 HARK 22-83
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van een tweede wrakingsverzoek tegen de rechter in een strafzaak

Op 26 april 2022 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. Het verzoeker betreft een tweede wrakingsverzoek tegen mr. B.J.G.M. Ides Peeters, die als politierechter optreedt in zaken waarin de verzoeker wordt verdacht van bedreiging en mishandeling. Het eerste wrakingsverzoek was eerder afgewezen op 7 maart 2022. De verzoeker heeft zijn gronden voor wraking onder andere gebaseerd op beschuldigingen van corruptie en partijdigheid van de rechter, alsook op het feit dat hij geen toegang heeft gekregen tot bepaalde processtukken die hij als essentieel beschouwt voor zijn verdediging.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de gronden van verzoeker grotendeels betrekking hebben op de eerdere beslissing van de wrakingskamer en dat deze niet kunnen leiden tot een nieuwe toewijzing van het verzoek. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te verklaren en heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek tegen dezelfde rechter niet meer in behandeling zal worden genomen, omdat dit als misbruik van het wrakingsmiddel wordt beschouwd.

De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/396794 HA RK 22-83
beslissing van 26 april 2022 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[naam], verzoeker,
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres].

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 het wrakingsverzoek, ontvangen bij e-mails van 16 april 2022 om 11:20 uur en 17 april 2022 om 10:17 uur,
 het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 april 2022, waarop verzoeker (opnieuw) een wrakingsverzoek heeft ingediend,
 de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaken.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. B.J.G.M. Ides Peeters (hierna te noemen: de rechter), optredend als politierechter in de zaken met parketnummers [zaakskenmerk 1] en [zaakskenmerk 2], en berust op de gronden die verzoeker heeft uiteengezet in het wrakingsverzoek.

3.Feiten

Verzoeker wordt in de hoofdzaken verdacht van bedreiging en mishandeling. Op de zitting van de politierechter van 2 februari 2022 zijn deze zaken gevoegd behandeld. Verzoeker heeft tijdens deze zitting een wrakingsverzoek ingediend. Dit eerdere wrakingsverzoek is afgewezen bij beslissing van 7 maart 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1287.
De rechter heeft het onderzoek ter terechtzitting op 20 april 2022 voortgezet, ondanks voornoemd per e-mailbericht ingediend wrakingsverzoek, omdat hij daarmee niet bekend was. Nadat verzoeker hem ter terechtzitting opnieuw heeft gewraakt, heeft de rechter het onderzoek ter terechtzitting (opnieuw) geschorst.

4.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker voert kort weergegeven als grond van zijn verzoek tot wraking van de rechter aan dat:
 de rechter lid is van een corrupte organisatie met geld en macht als doel en informatie manipuleert, samenspant, onheus bejegent en niet integer is,
 de rechter veel zaken uit de eerste procedure heeft beaamd, dan wel niet heeft weersproken, maar deze niet zijn meegenomen in de uitspraak (de wrakingskamer begrijpt: de beslissing van de wrakingskamer van 7 maart 2022),
 verzoeker nog steeds niet de beschikking heeft gekregen over de, volgens hem gemanipuleerde, film die bij het politierapport hoort,
 de rechter nog steeds niet duidelijk heeft gemaakt of hij de stellingen van de officier van justitie al dan niet ondersteunt,
 de rechter, de officier van justitie, de griffier, de wrakingskamer en de president van de rechtbank (bij wie verzoeker een klacht heeft ingediend) samenspannen en de procedure manipuleren,
 de door verzoeker opgestelde ‘hand-out’ niet is meegenomen bij de eerdere beslissing van de wrakingskamer en de beslissing van 7 maart 2022 is gebaseerd op een onbekende en foute uitspraak van de Hoge Raad,
 de rechter ter terechtzitting van 20 april weigerde feiten opnieuw te bespreken, omdat die al op de terechtzitting van 2 februari 2022 waren besproken en de rechter niet uit is op waarheidsvinding.

5.De beoordeling

Beoordelingskader
5.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een strafzaak behandelt wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
De wrakingskamer stelt voorop dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
5.3
Allereerst stelt de wrakingskamer vast dat een deel van de wrakingsgronden betrekking heeft op de behandeling van het eerdere wrakingsverzoek van verzoeker en de beslissing daarover van 7 maart 2022. Een hernieuwd verzoek tot wraking kan echter niet worden aangewend als een (verkapt) rechtsmiddel tegen een eerdere beslissing van de wrakingskamer.
5.4
Vervolgens stelt de wrakingskamer vast dat verzoeker voor het overige dezelfde stellingen aan het nieuwe wrakingsverzoek ten grondslag legt als die al eerder door de wrakingskamer zijn beoordeeld. Reeds om die reden kunnen deze stellingen niet leiden tot toewijzing van het verzoek. Dat een rechter tegen wie een wrakingsverzoek is ingediend de hoofdzaak voortzet nadat dit verzoek ongegrond is verklaard, volgt uit de wet en levert geen grond voor wraking op. Ten slotte stelt de rechter ter terechtzitting de vragen die naar zijn oordeel nodig zijn voor een juiste beoordeling van de voorliggende zaak. Dat de rechter anders dacht over een hernieuwde bespreking van de feiten dan verzoeker, geeft geen grond voor het oordeel dat sprake is van de (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid. Deze beslissing is namelijk een procesbeslissing. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing.
5.5
Dit leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en de wrakingskamer afziet van een mondelinge behandeling van het verzoek.
Wrakingsverbod
5.6
Omdat dit de tweede keer is dat verzoeker een wrakingsverzoek indient tegen de rechter, en daarbij geen nieuwe gronden vermeldt, ziet de wrakingskamer aanleiding om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek tegen de rechter in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. Met een dergelijk verzoek zou verzoeker namelijk misbruik maken van het middel van wraking.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
 bepaalt dat de behandeling van de zaken met parketnummers [zaakskenmerk 1] en [zaakskenmerk 2] zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van dit verzoek;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in deze zaken niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is genomen op 26 april 2022 door mr. D. van Kralingen, rechter en voorzitter, en mr. C. Kool en mr. G.M.J. Kok, rechters, in aanwezigheid van mr. M.E. Verhulst-Langer, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
voorzitter
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.