Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, een onderneming die zich bezighoudt met dienstverlenende activiteiten op het gebied van uitzenden en uitlenen van personeel, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de toekenning van loonkostenvoordelen (LKV) onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) voor werknemers die door de belanghebbende in dienst zijn genomen. De inspecteur had eerder een beschikking afgegeven waarin de tegemoetkomingen werden aangepast, wat leidde tot bezwaar van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemers in kwestie niet voldeden aan de voorwaarden voor de toekenning van LKV, omdat zij bij indiensttreding geen geldige doelgroepverklaringen hadden verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht geen of niet volledig LKV had toegekend, en dat de wet geen ruimte biedt voor een andere uitleg of toepassing. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.