Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, een onderneming die zich bezighoudt met het uitzenden en uitlenen van personeel, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek om tegemoetkoming op basis van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) voor oudere werknemers. De belanghebbende had in de aangifte loonheffingen over december 2017 premiekortingen toegepast, maar de inspecteur heeft vastgesteld dat de premiekorting niet correct was aangegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet aan de voorwaarden van het overgangsrecht heeft voldaan, omdat in de loonaangifte over het laatste tijdvak van 2017 een onjuiste premiekorting was aangegeven. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet tijdig een correctiebericht had ingediend en dat de inspecteur terecht geen tegemoetkoming heeft toegekend. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de belanghebbende over schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.