3.2Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat hij alle noodzakelijke informatie tijdig aan de RVO heeft aangeleverd. Ter onderbouwing daarvan heeft hij gewezen op de bouwtekeningen die hij aan de RVO heeft verstrekt. Voor zover de kosten van isolerende maatregelen aan de voormalige stalruimte niet voor subsidiering in aanmerking komen, had de oppervlakte daarvan in mindering moeten worden gebracht en resteert een bedrag van € 7.089,00.
De RVO heeft het besluit tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag gebaseerd op de artikelen 4:5, eerste lid, onder a en c van de Awb. De RVO heeft er daarbij op gewezen dat alleen maatregelen die in de thermische schil hebben plaatsgevonden in aanmerking kunnen komen voor subsidie. De oude stal en de naastgelegen berging maken volgens de RVO geen deel uit van de bestaande thermische schil. Eisers aanvraag en de daarin vermelde oppervlaktematen zien echter ook op maatregelen die zijn getroffen in delen van het pand buiten de bestaande thermische schil. Dat geldt ook voor het door de aannemer ingevulde “Formulier omschrijving uitgevoerde maatregelen”, dat eiser op grond van artikel 8, derde lid, van de SEEH met de aanvraag heeft meegezonden. Eiser heeft dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 8, derde lid, van de SEEH om met de aanvraag een door het bouwbedrijf ingevuld en ondertekend formulier mee te zenden, met daarin een omschrijving van de uitgevoerde maatregelen onder vermelding, voor zover van belang voor de subsidieverstrekking, van de aantallen en de oppervlakten waarover de onderscheiden maatregelen zijn uitgevoerd. Daarnaast heeft de RVO erop gewezen dat voor zover glasoppervlak binnen de thermische schil in de nieuwe situatie toeneemt, komt de toename niet voor subsidie in aanmerking. Daarom is een herberekening vereist en die ontbreekt.
Eisers grond komt er in de kern op neer dat hij voldoende informatie heeft verstrekt en dat RVO op basis daarvan de (glas)oppervlaktes had kunnen berekenen.
In het licht van het feit dat het gaat om een aanvraag om subsidie en dus om een begunstigend besluit, lag het op de weg van eiser om de oppervlaktematen na een daartoe strekkend verzoek te specificeren. Daar komt bij dat de maten anders dan eiser meent niet eenvoudig af te leiden waren uit de bouwtekeningen. De door eiser overgelegde bouwtekeningen hebben een schaal van 1:180. Oppervlaktematen kunnen niet exact worden bepaald op basis van de tekeningen. Bovendien volgt uit de bouwtekeningen niet waar welke maatregelen zijn getroffen, terwijl voor subsidie niet bepalend is voor welke oppervlakte potentieel maatregelen kunnen worden getroffen, maar voor welke oppervlakte daadwerkelijk maatregelen zijn getroffen.
Eiser was dan ook gehouden de door de RVO gevraagde informatie te verstrekken. Niet in geschil is dat eiser de beschikking kon krijgen over de gevraagde aanvullende informatie en dat hem voldoende de gelegenheid is geboden de informatie te verstrekken. Eiser heeft de gevraagde informatie niet overgelegd.
Eiser heeft ter zitting gesteld dat in de e-mail van 1 oktober 2020 enkel is medegedeeld dat als de gevraagde informatie niet ontvangen wordt, op basis van de beschikbare informatie een beslissing op de aanvraag zal worden genomen. Eiser ging er daarom vanuit de RVO een inhoudelijk besluit zou nemen op basis van de beschikbare informatie.
De rechtbank begrijpt deze stelling aldus dat de RVO eisers aanvraag gelet op de mededeling in de e-mail van 1 oktober 2020 niet buiten behandeling had mogen stellen.
Een bestuursorgaan moet de aanvrager er uit het oogpunt van zorgvuldigheid uitdrukkelijk op wijzen dat hij er rekening mee moet houden dat zijn onvolledige aanvraag buiten behandeling wordt gelaten als deze aanvraag niet binnen de hersteltermijn wordt aangevuld (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 januari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH2043 en 20 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1661). In de e-mail van 1 oktober 2020 is niet expliciet op de mogelijkheid van het buiten behandeling laten van de aanvraag gewezen. Hoewel de RVO in de eerdere verzoeken om informatie van 24 juli 2020 en 19 augustus 2020 er nadrukkelijk op heeft gewezen dat de aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten wanneer die niet wordt aangevuld met de gevraagde gegevens, betekent dat niet dat eiser de mededeling in de e-mail van 1 oktober 2020 ook op die manier had moeten begrijpen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser voorafgaand aan het verzoek van 1 oktober 2020 aanvullende gegevens heeft overgelegd en dat de RVO met de e-mail van 1 oktober 2020 informatie vroeg waar nog niet eerder specifiek om was gevraagd. Daarmee heeft verweerder het stadium van buiten behandeling- stelling verlaten en (reeds) een begin gemaakt met de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. Het besluit van de RVO om eisers aanvraag buiten behandeling te laten is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en artikel 4:5 van de Awb.
4. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
Ter informatie van partijen merkt de rechtbank op dat de minister in een nieuw besluit op bezwaar inhoudelijk op de aanvraag van eiser dient te beslissen. Dat betekent niet overigens niet per se dat de minister ook verplicht is de door eiser gevraagde subsidie ook (volledig) te verstrekken.
Proceskosten en griffierecht
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, moet de minister aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Er is dus geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.