ECLI:NL:RBZWB:2022:243
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, opgelegd op 11 februari 2015, en een navorderingsaanslag, opgelegd op 10 december 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende eerder bezwaar had gemaakt tegen de navorderingsaanslag, wat betekent dat een tweede bezwaar niet mogelijk is. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het bezwaar tegen de definitieve aanslag niet tijdig was ingediend. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift was verstreken, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen redenen waren aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Hierdoor werd ook dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Ten slotte heeft de rechtbank de ambtshalve beslissing van de inspecteur besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende eerst bezwaar had moeten maken tegen deze beslissing voordat beroep kon worden ingesteld. Aangezien er geen instemming was van de belanghebbende om de bezwaarfase over te slaan, werd het beroepschrift doorgezonden naar de inspecteur voor behandeling als bezwaarschrift. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover het gericht was tegen de uitspraken op bezwaar, en niet-ontvankelijk voor zover het betrekking had op de ambtshalve beslissing.