In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het vaderschap van de overleden [naam 4] met betrekking tot de minderjarige [naam 2], geboren op 1 september 2021. De moeder van de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. E.J. van Pelt, heeft verzocht om het vaderschap van [naam 4] vast te stellen, aangezien hij de biologische vader is. De moeder heeft verklaard dat zij en [naam 4] een affectieve relatie hadden en samenwoonden, en dat zij bewust voor een zwangerschap hebben gekozen. [naam 4] is echter overleden voordat hij het vaderschap kon erkennen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder tijdig het verzoek heeft ingediend en dat er DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat [naam 4] de verwekker is van [naam 2]. De bijzondere curator, mr. W.G. Dictus, heeft in zijn verslag aangegeven dat het verzoek kan worden toegewezen, ondanks twijfels die door derden zijn geuit over de afstamming. De rechtbank heeft overwogen dat het in het belang van de minderjarige is om te weten van wie zij afstamt en heeft het verzoek tot vaststelling van het vaderschap toegewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de geslachtsnaam van de minderjarige kan worden gewijzigd naar [achternaam 1], zoals door de moeder is verzocht. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. De Graaf in aanwezigheid van de griffier.