ECLI:NL:RBZWB:2022:2248
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake huishoudelijke hulp
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 22 april 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda behandeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 5 september 2021 tegen het besluit van 12 augustus 2021, dat betrekking heeft op de toekenning van huishoudelijke hulp voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 24 april 2022, ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, maar eerst een ingebrekestelling moet sturen. Eiseres stelt dat er sprake is van een beslistermijn van zes weken, maar de rechtbank oordeelt dat de termijn van twaalf weken van toepassing is, omdat de Commissie Sociaal Domein is ingesteld conform de vereisten van de Awb.
De rechtbank concludeert dat de beslistermijn rechtsgeldig is verdaagd en dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling te vroeg is verzonden. De rechtbank wijst het verzoek om vaststelling van de dwangsom af en merkt op dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep niet wegneemt dat verweerder alsnog op het bezwaar moet beslissen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.